Dierenwelzijnswet
Bron: https://www.gesetze-im-internet.de/tierschg/BJNR012770972.html
eerste deel
beginsel
1
Het doel van deze wet is het leven en welzijn van mensen te beschermen tegen hun verantwoordelijkheid voor dieren als medeschepselen. Niemand mag een dier pijn, lijden of schade toebrengen zonder gegronde reden.
tweede deel
veehouderij
2
Iedereen die een dier houdt, verzorgt of moet verzorgen
1.
moet het dier op de juiste manier voeren naar zijn soort en behoeften, het verzorgen en huisvesten op een manier die past bij zijn gedrag,
2.
mag het vermogen van het dier om deel te nemen aan voor de soort passende oefening niet zodanig beperken dat het pijn of vermijdbaar lijden of letsel veroorzaakt,
3.
moet beschikken over de kennis en vaardigheden die nodig zijn voor een goede voeding, verzorging en huisvesting van het dier.
§ 2a
(1) Het federale ministerie van Voedsel en Landbouw (Federaal ministerie) is bevoegd om met toestemming van de Bundesrat wettelijke verordeningen uit te vaardigen, voor zover dit noodzakelijk is voor de bescherming van dieren, om de vereisten voor het houden van dieren te specificeren in overeenstemming met Paragraaf 2 en in het bijzonder het geven van voorschriften over eisen
1.
met betrekking tot de mogelijkheid van verplaatsing of de gemeenschapsbehoeften van de dieren,
2.
aan kamers, kooien, andere containers en andere voorzieningen voor het huisvesten van dieren en aan de toestand van vastbind-, voeder- en drenkinrichtingen,
3.
met betrekking tot de lichtomstandigheden en het kamerklimaat bij het huisvesten van de dieren,
4.
tot de verzorging inclusief toezicht van de dieren; het federale ministerie kan ook voorschrijven dat de resultaten van de monitoring worden geregistreerd, bewaard en op verzoek aan de bevoegde autoriteit worden voorgelegd,
5.
de kennis en vaardigheden van mensen die dieren houden, verzorgen of moeten verzorgen en bewijzen van deze kennis en vaardigheden,
6.
van veiligheidsmaatregelen bij technische storingen of bij brand.
(1a) Het Bondsministerie is bevoegd om met instemming van de Bondsraad, voor zover dit voor de bescherming van dieren noodzakelijk is, wettelijke voorschriften vast te stellen voor doelen, middelen en methoden bij het opvoeden, opvoeden of africhten van dieren. (1b) Het Bondsministerie is gemachtigd bij ordonnantie met instemming van de Bondsraad, voor zover het nodig is om de dieren te beschermen en er is geen verplichting om ze te identificeren uit § 11a, lid 3, voorschriften voor de identificatie van dieren, in het bijzonder honden en katten, evenals het type en de uitvoering van de markering.
(2) Het Bondsministerie is bevoegd, in overleg met het Bondsministerie van Verkeer en Digitale Infrastructuur, het vervoer van dieren bij verordening te regelen met toestemming van de Bundesrat, voor zover dit voor de bescherming van dieren noodzakelijk is. In het bijzonder kan het
1.
voorwaarden
a)
over de vervoerbaarheid van dieren,
b)
van vervoermiddelen voor dieren
tot stand brengen,
1a.
bepaalde vervoermiddelen en soorten verzendingen voor het vervoer van bepaalde dieren te verbieden of te beperken, in het bijzonder verzending onder rembours,
2.
bepaalde vervoermiddelen en soorten verzending voor te schrijven voor het vervoer van bepaalde dieren,
3.
vereisen dat bepaalde dieren bij het vervoer worden vergezeld door een begeleider,
3a.
voorschrijven dat personen die diertransporten uitvoeren of daarbij betrokken zijn bepaalde kennis en vaardigheden hebben en dit moeten kunnen aantonen,
4.
voorschriften uitvaardigen over het laden, lossen, huisvesten, voeren en verzorgen van de dieren,
5.
bepaalde certificaten, verklaringen of rapporten voorschrijven als voorwaarde voor het uitvoeren van dierentransport en de afgifte en opslag ervan regelen,
6.
voorschrijven dat eenieder die op commerciële basis dieren vervoert een vergunning van de bevoegde autoriteit nodig heeft of zich bij de bevoegde autoriteit moet laten registreren, alsmede de vereisten en de procedure voor het verlenen van de vergunning en voor de registratie regelen,
7.
voorschrijven dat een ieder die dieren wil voederen, verzorgen of huisvesten tijdens het vervoer in een inrichting of inrichting een vergunning nodig heeft van het bevoegd gezag en de voorwaarden en de procedure voor het verlenen van de vergunning regelt, voor zover dit nodig is voor de uitvoering van wettelijke handelingen van de Europese Gemeenschap of de Europese Unie is vereist.
(3) Verordeningen vereisen de toestemming van het federale ministerie van Onderwijs en Onderzoek
1.
in overeenstemming met het eerste lid, voor zover daarin voorschriften worden gespecificeerd voor het houden van dieren die bestemd zijn voor gebruik bij dierproeven of waarvan de weefsels of organen bestemd zijn om voor wetenschappelijke doeleinden te worden gebruikt,
2.
op grond van lid 2 zin 1, voor zover zij het vervoer regelen van dieren die bestemd zijn voor gebruik bij dierproeven
of waarvan de weefsels of organen bestemd zijn om voor wetenschappelijke doeleinden te worden gebruikt.
3
Het is verboden,
1.
Behalve in noodgevallen, om diensten van een dier te eisen waartoe het duidelijk niet in staat is vanwege zijn toestand of die duidelijk zijn kracht te boven gaan,
1a.
prestatie te eisen van een dier dat ingrepen en behandelingen heeft ondergaan die een prestatieverlagende fysieke conditie verhullen waar het vanwege zijn fysieke conditie niet mee om kan gaan,
1b.
maatregelen tegen een dier in training of bij sportwedstrijden of soortgelijke evenementen die gepaard gaan met aanzienlijke pijn, lijden of schade en die de prestaties van dieren kunnen beïnvloeden, evenals het gebruik van dopingmiddelen op een dier bij sportwedstrijden of soortgelijke evenementen,
2.
het verkopen of kopen van een zwak, ziek, geaborteerd of oud dier dat in huis, op de boerderij of anderszins onder de hoede van mensen wordt gehouden en waarvoor voortbestaan wordt geassocieerd met onoplosbare pijn of lijden, voor een ander doel dan onmiddellijk pijnloos doden; dit geldt niet voor de onmiddellijke aflevering van een ziek dier aan een persoon of inrichting die een vergunning op grond van artikel 8 lid 1 zin 1 behoeft en, indien het een gewerveld dier is, zo nodig een vergunning op grond van voorschriften die zijn gebaseerd op artikel 9 lid 3 Nummers 1 en 2 zijn uitgegeven voor experimenten op dergelijke dieren,
3.
een dier dat in huis, bedrijf of anderszins onder de hoede van mensen wordt gehouden, vrij te laten of achter te laten om er vanaf te komen of om de verplichting tot het houden of verzorgen te ontduiken,
4.
een gefokt of gefokt dier van een wilde soort uitzetten of in het wild binnenbrengen dat niet is voorbereid op de voor de soort passende voedselopname die nodig is om te overleven in de beoogde habitat en niet is aangepast aan het klimaat; de bepalingen van het jachtrecht en het natuurbeschermingsrecht blijven onaangetast,
5.
een dier op te voeden of te trainen als dit aanzienlijke pijn, lijden of schade aan het dier met zich meebrengt,
6.
een dier te gebruiken voor een verfilming, vertoning, reclame of soortgelijke gebeurtenis, voor zover daarbij pijn, lijden of schade aan het dier wordt toegebracht,
7.
om een dier te trainen of te testen op een ander levend dier op scherpte,
8e.
een dier op een ander dier jagen, tenzij dit wordt vereist door de beginselen van eerlijke jacht,
8a.
een dier trainen of trainen om zich zo agressief te gedragen dat dit gedrag
a)
hem of haar pijn, lijden of schade bezorgt; of
b)
veroorzaakt pijn of vermijdbaar lijden of schade aan zichzelf of een soortgenoot in de context van enig soort-gepast contact met soortgenoten, of
c)
staat toe dat hij alleen wordt gehouden onder omstandigheden die hem pijn of vermijdbaar lijden of schade bezorgen,
9.
een dier met geweld voeren, tenzij dit om gezondheidsredenen noodzakelijk is,
10
een dier voedsel geven dat aanzienlijke pijn, lijden of schade aan het dier veroorzaakt,
11.
Gebruik elk apparaat dat gelijkstroom gebruikt om het diersoortspecifieke gedrag, inclusief beweging, aanzienlijk te beperken, of het te dwingen te bewegen, waardoor het dier aanzienlijke pijn, lijden of schade berokkent, behalve zoals toegestaan door federale of staatswetten,
12.
een dier aanbieden als prijs of beloning in een wedstrijd, sweepstake, sweepstake of soortgelijk evenement;
13.
om een dier te gebruiken voor de eigen seksuele handelingen of om het te trainen of beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen van derden, en daarbij soortgenoten af te dwingen.
Zin 1 nummer 12 is niet van toepassing als er reclame wordt gemaakt voor het dier op een evenement genoemd in zin 1 nummer 12, waarbij verwacht mag worden dat de deelnemers aan het evenement als toekomstige eigenaren van dieren ervoor kunnen zorgen dat aan de eisen van paragraaf 2 wordt voldaan als ze winnen.
derde deel
dieren doden
4
(1) Een gewervelde mag alleen worden gedood met effectieve pijnbestrijding (anesthesie) in een toestand van ongevoeligheid of anderszins, voor zover dit onder de gegeven omstandigheden redelijk is, alleen met vermijding van pijn. Indien het doden van een gewerveld dier zonder verdoving is toegestaan in het kader van de jacht op een milieuvriendelijke wijze of op grond van andere wettelijke bepalingen, of indien het plaatsvindt in het kader van toelaatbare ongediertebestrijdingsmaatregelen, mag het doden slechts worden uitgevoerd als dit niet leidt tot meer dan onvermijdelijke pijn. Alleen degenen die over de nodige kennis en vaardigheden beschikken, mogen gewervelde dieren doden.(1a) Personen die beroepsmatig of commercieel regelmatig gewervelde dieren doden met het oog op het doden
bedwelmen of doden, moet de bevoegde autoriteit een bewijs van bekwaamheid overleggen. Indien pluimvee wordt bedwelmd of gedood in het kader van een activiteit op grond van zin 1 in aanwezigheid van een toezichthouder met het oog op het doden, dient de toezichthouder naast degene die de dieren bedwelmt of doodt, ook een bewijs van deskundigheid te overleggen. Indien in het kader van een activiteit op grond van zin 1 vissen in aanwezigheid van een toezichthouder worden bedwelmd of gedood met het oog op het doden, kan worden volstaan met het overleggen van een bewijs van deskundigheid. De zinnen 1 tot en met 3 zijn niet van toepassing op het bedwelmen met het oog op het doden en het doden van gewervelde dieren die bedoeld zijn voor gebruik bij dierproeven of waarvan de organen of weefsels bestemd zijn om voor wetenschappelijke doeleinden te worden gebruikt. (2) Voor het slachten van een warmbloedige dier, is § 4a van toepassing.
(3) Voor het doden van gewervelde dieren uitsluitend om hun organen of weefsels voor wetenschappelijke doeleinden te gebruiken, is artikel 7a, tweede lid, nummer 1 van overeenkomstige toepassing. Honden, katten en primaten mogen alleen voor wetenschappelijke doeleinden worden gedood als ze daarvoor of voor gebruik in dierproeven zijn gefokt. In afwijking van zin 2 kan het bevoegd gezag, voor zover dit verenigbaar is met de bescherming van de dieren, toestemming verlenen voor het doden van dieren die niet overeenkomstig zin 2 zijn gefokt, voor zover
1.
overeenkomstig zin 2 gefokte dieren met de voor het desbetreffende doel vereiste kenmerken niet beschikbaar zijn of
2.
de respectieve wetenschappelijke doeleinden vereisen het gebruik van dieren die niet zijn gefokt in overeenstemming met zin 2.
§ 4a
(1) Een warmbloedig dier mag alleen worden geslacht als het voor het begin van het bloeden is verdoofd met het oog op de slacht.
(2) In afwijking van lid 1 is geen verdoving nodig als:
1.
het is in het geval van een noodslachting onder de gegeven omstandigheden niet mogelijk,
2.
de bevoegde autoriteit heeft een ontheffing verleend voor het onverdoofd slachten (slachten); het kan slechts uitzonderlijke goedkeuring verlenen voor zover dat nodig is om te voorzien in de behoeften van leden van bepaalde religieuze gemeenschappen binnen het toepassingsgebied van deze wet, voor wie dwingende bepalingen van hun religieuze gemeenschap het slachten voorschrijven of de consumptie van niet-geslacht vlees verbieden dieren of
3.
dit wordt bij ordonnantie als uitzondering bepaald volgens § 4b nr. 3.
4b
Het federale ministerie is bevoegd voor de toepassing van §§ 4 en 4a bij wettelijk besluit met toestemming van de Bundesrat
1.
a)
om het slachten van vissen en andere koelbloedige dieren te reguleren,
b)
bepaalde soorten procedures voor doden en bedwelmen te reguleren, voor te schrijven, toe te staan of te verbieden,
c)
het nader regelen van de voorwaarden waaronder het slachten in de zin van artikel 4a, lid 2, nr. 2 mag plaatsvinden,
d)
meer gedetailleerde voorschriften uit te vaardigen over het type en de reikwijdte van de kennis en vaardigheden die nodig zijn om gewervelde dieren te verdoven of te doden en over de procedure voor hun verificatie,
e)
om niet-commerciële activiteiten vast te stellen waarvoor het verkrijgen van een bekwaamheidsbewijs voor het doden van gewervelde dieren vereist is,
ervoor te zorgen dat de dieren niet meer dan onvermijdelijke pijn wordt toegebracht,
2.
het slachten van dieren nader te regelen in het kader van de bepalingen van het Europees Verdrag van 10 mei 1979 inzake de bescherming van dieren voor het slachten (Federaal Staatsblad 1983 II p. 770),
3.
uitzonderingen op de bedwelmingsvereiste voor het slachten van pluimvee vast te stellen.
Wettelijke verordeningen op grond van zin 1 nummer 1 letters b en d vereisen
1.
voor zover het het bedwelmen of doden betreft met gebruikmaking van gevaarlijke stoffen of mengsels in de zin van de Chemicaliënwet of daarmee verband houdende vereisten voor het verkrijgen van een bekwaamheidsattest, het akkoord van de federale ministeries van Economische Zaken en Energie en van Leefmilieu, Natuurbehoud, Bouw en nucleaire veiligheid,
2.
voor zover het gaat om het bedwelmen of doden van dieren die bestemd zijn voor gebruik bij dierproeven of waarvan de weefsels of organen bestemd zijn om voor wetenschappelijke doeleinden te worden gebruikt, of daarmee verband houdende vereisten voor het verkrijgen van een bekwaamheidsbewijs, de toestemming van het Bondsministerie van Onderwijs en Onderzoek.
vierde deel
interventies op dieren
5
(1) Een operatie met pijn mag bij een gewerveld dier niet zonder verdoving worden uitgevoerd. Een dierenarts moet warmbloedige gewervelde dieren, amfibieën en reptielen verdoven. Dit geldt niet als de verdoving uitsluitend wordt gebruikt door uitwendige toepassing van een diergeneesmiddel dat is goedgekeurd volgens de farmaceutische regelgeving om lokale pijnverlichting te bereiken en geschikt is voor het uitvoeren van de betreffende ingreep volgens de stand van de wetenschap en technologie. Dit geldt ook niet voor een interventie i
m in de zin van artikel 6 lid 1 zin 2 nummer 2a, voor zover de verdoving wordt uitgevoerd zonder de toestand van waarneming en gevoeligheid te beïnvloeden, met uitzondering van het gevoel van pijn, met behulp van een diergeneesmiddel dat is goedgekeurd voor de eliminatie van pijn bij deze procedure volgens de farmaceutische voorschriften. De bevoegde autoriteit kan uitzonderingen op zin 2 toestaan voor bedwelming met bedwelmpatronen, mits een gegronde reden kan worden aangetoond. Indien een verdoving volgens de paragrafen 2, 3 en 4 nr. 1 niet nodig is, moeten alle mogelijkheden om de pijn of het lijden van de dieren te verminderen, worden uitgeput.
(2) Een verdoving is niet nodig,
1.
indien bij vergelijkbare ingrepen bij mensen in het algemeen geen anesthesie wordt toegepast of de pijn die gepaard gaat met de ingreep minder is dan de verslechtering van de toestand van het dier die gepaard gaat met de anesthesie,
2.
als de verdoving naar het oordeel van de dierenarts in individuele gevallen niet haalbaar lijkt.
(3) Verbluffen is ook niet vereist
1.
voor de castratie van mannelijke runderen, schapen en geiten jonger dan vier weken, op voorwaarde dat er geen bevindingen zijn die afwijken van de normale anatomische toestand,
1a.
(afgevallen)
2.
voor het onthoornen of het voorkomen van de groei van hoorns bij runderen van minder dan zes weken oud,
3.
voor het trimmen van de staart van biggen jonger dan vier dagen en lammeren jonger dan acht dagen,
4.
voor het trimmen van de staarten van lammeren jonger dan acht dagen met elastische ringen,
5.
voor het afslijpen van de hoektanden van biggen jonger dan acht dagen, op voorwaarde dat dit essentieel is om het moederdier of de nestgenoten te beschermen,
6.
voor het spenen van het gekrabde laatste falanx van vleeskuikens die tijdens de eerste levensdag als fokhanen moeten worden gebruikt,
7.
voor het markeren
a)
door geïmplanteerde elektronische transponder,
b)
van andere zoogdieren dan varkens, schapen, geiten en konijnen door tatoeage op oren of dijen binnen de eerste twee levensweken,
c)
van varkens, schapen, geiten en konijnen door tatoeage op het gehoor,
d)
van varkens door stoten en
e)
van boerderijdieren per oormerk of vleugelmerk.
(4) Het Bondsministerie is bij wettelijk besluit gemachtigd met instemming van de Bondsraad
1.
verdere maatregelen buiten paragraaf 3 vrijstellen van de verplichting tot verdoving, voor zover dit verenigbaar is met § 1,
2.
het voorschrijven, toestaan of verbieden van procedures en methoden voor het treffen van maatregelen op grond van het derde lid en op grond van een wettelijke regeling ex nummer 1, voor zover dit ter bescherming van de dieren noodzakelijk is.
6
(1) De gehele of gedeeltelijke amputatie van lichaamsdelen of de gehele of gedeeltelijke verwijdering of vernietiging van organen of weefsels van een gewerveld dier is verboden. Het verbod geldt niet als:
1.
de interventie van geval tot geval
a)
is vereist volgens veterinaire indicatie of
b)
in het geval van honden die moeten worden geleid voor jachtdoeleinden, dit essentieel is voor het beoogde gebruik van het dier en er zijn geen veterinaire bezwaren die het tegendeel bewijzen,
1a.
een volgens de soortenbeschermingsvoorschriften voorgeschreven etikettering wordt uitgevoerd,
1b.
paarden worden gekenmerkt door dijbranding,
2.
een geval van § 5 lid 3 nr. 1 of 7 bestaat,
2a.
mannelijke varkens jonger dan acht dagen worden gecastreerd,
3.
er bestaat een geval van § 5 lid 3 nrs. 2 tot 6 en de tussenkomst in het individuele geval is onmisbaar voor het beoogde gebruik van het dier voor zijn bescherming of voor de bescherming van andere dieren,
4.
de gehele of gedeeltelijke verwijdering van organen of weefsels nodig is om de organen of weefsels te transplanteren, culturen te creëren of geïsoleerde organen, weefsels of cellen te onderzoeken voor andere dan wetenschappelijke doeleinden,
5.
sterilisatie wordt uitgevoerd om ongecontroleerde voortplanting te voorkomen of – voor zover er geen veterinaire bezwaren zijn – voor verder gebruik of het houden van het dier.
Ingrepen volgens zin 2 nummers 1 en 5 dienen te worden uitgevoerd door een dierenarts; bij een ingreep volgens zin 2 nummer 2a geldt dit ook indien er bevindingen zijn die afwijken van de normale anatomische toestand. interventies na
1.
zin 2 nummers 1a, 1b, 2 en 3,
2.
Nummer 2a, die niet door een dierenarts mogen worden uitgevoerd, evenals
3.
paragraaf 3
kan ook worden uitgevoerd door een andere persoon die over de nodige kennis en vaardigheden beschikt. Na castratie van een varken van meer dan zeven dagen oud moeten pijnstillers inclusief anesthetica aan het dier worden toegediend.
(1a) Voor de interventies volgens lid 1 zin 2 is nummer 4 van toepassing
1.
§ 7 lid 1 zin 2 nummer 1 en zin 3, § 7a lid 2 nummer 1, 4 en 5 en § 9 lid 5 zin 1, elk ook in verband met § 9 lid 6 zin 1, evenals
2.
Bepalingen in verordeningen op basis van Gru
en des
a)
§ 7 lid 3 of
b)
§ 9 paragraaf 1, 2 en 3 nummer 2, paragraaf 4 zin 1 nummer 3 en zin 2 en paragraaf 5 zin 2, elk ook in verband met paragraaf 6 zin 2,
zijn vastgesteld, voor zover daarin is voorzien in een verordening die is uitgevaardigd door het Bondsministerie met instemming van de Bundesrat,
overeenkomend. Een ieder die overeenkomstig lid 1 zin 2 nummer 4 een ingreep wil uitvoeren, meldt de ingreep uiterlijk twee weken voor aanvang van de ingreep aan het bevoegd gezag. De deadline hoeft niet in acht te worden genomen als in noodgevallen onmiddellijke uitvoering van de interventie vereist is; de melding moet onmiddellijk worden gedaan. De in zin 2 genoemde termijn kan zo nodig door het bevoegd gezag worden verlengd tot maximaal vier weken. De advertentie moet vermelden:
1.
het doel van de interventie,
2.
het type en het aantal dieren dat voor de interventie bestemd is,
3.
het type en de uitvoering van de ingreep inclusief de verdoving,
4.
Plaats, start en verwachte duur van het project,
5.
Naam, adres en specialistische kennis van de verantwoordelijke beheerder van het project en zijn plaatsvervanger alsmede de uitvoerder van de werkzaamheden en de personen die voor de vervolgbehandeling in aanmerking komen,
6.
de motivering van de interventie.
(2) Het is verboden om elastische ringen te gebruiken bij amputatie of castratie; dit geldt niet in het geval van paragraaf 3 nr. 3 of paragraaf 5 paragraaf 3 nr. 4.
(3) In afwijking van lid 1, zin 1, het bevoegd gezag
1.
het trimmen van de snavelpunten van legkippen bij kuikens jonger dan tien dagen,
2.
het trimmen van de punten van de snavels bij gebruikspluimvee dat niet onder nummer 1 valt
3.
het inkorten van het bindweefseluiteinde van de staart van mannelijke kalveren jonger dan drie maanden met behulp van elastische ringen
toestaan. Toestemming mag alleen worden verleend als aannemelijk kan worden gemaakt dat de ingreep essentieel is voor de bescherming van de dieren met betrekking tot het beoogde gebruik. De vergunning moet beperkt zijn en, in het geval van nummer 1, bepalingen bevatten over het type, de omvang en het tijdstip van de ingreep en de persoon die deze uitvoert.
(4) Het Bondsministerie is bevoegd om met instemming van de Bondsraad de permanente markering voor te schrijven van dieren waarop geen duidelijk herkenbare ingrepen zijn uitgevoerd, indien dit voor de bescherming van de dieren noodzakelijk is. (5) Het bevoegd gezag is in het geval van lid 1 zin 2 nr. 3 desgevraagd aannemelijk te maken dat de ingreep noodzakelijk is voor het beoogde gebruik.
(6) Het Bondsministerie is bevoegd om met instemming van de Bondsraad een verordening te machtigen voor interventies in de zin van lid 1, zin 2, nummer 2a, in afwijking van artikel 5, lid 1, zin 2, dat de bedwelming mag worden uitgevoerd door bepaalde andere personen, voor zover dit verenigbaar is met de bescherming van dieren, verenigbaar is. De landsverordening op grond van het eerste lid regelt de eisen waaronder deze personen de bedwelming mogen verrichten; in het bijzonder
1.
Procedures en methoden, waaronder medicijnen en apparaten voor het uitvoeren van de anesthesie en de interventie in overeenstemming met zin 1 zijn voorgeschreven of verboden,
2.
er dient te worden bepaald dat de persoon die de bedwelming uitvoert over de nodige betrouwbaarheid en de nodige kennis en vaardigheden beschikt voor deze activiteit en dit moet bewijzen, en
3.
nadere bepalingen over de aard en omvang van de onder nummer 2 vereiste kennis en vaardigheden worden uitgevaardigd en eisen voor het bewijzen en in stand houden van de vereiste kennis en vaardigheden worden gespecificeerd en de procedure voor het bewijs is geregeld.
§ 6a
Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op dierproeven conform artikel 7 lid 2 lid 1, ook in samenhang met artikel 2.
Vijfde Sectie
dier proeven
§ 7
(1) De bepalingen van deze afdeling dienen ter bescherming van dieren die bestemd zijn voor gebruik bij dierproeven of waarvan de weefsels of organen bestemd zijn om voor wetenschappelijke doeleinden te worden gebruikt. zijn hiervoor
1.
Dierproeven met betrekking tot
a)
de pijn, het lijden en de schade die de dieren worden toegebracht,
b)
het aantal gebruikte dieren
c)
het soortspecifieke vermogen van de dieren om te lijden onder de effecten van het experiment,
beperkt tot wat nodig is en
2.
het houden, fokken en verzorgen van dieren die bestemd zijn voor gebruik in dierproeven of waarvan de weefsels of organen bestemd zijn om voor wetenschappelijke doeleinden te worden gebruikt op een zodanige wijze dat deze slechts worden belast voor zover dat voor het gebruik van wetenschappelijke doeleinden noodzakelijk is.
Dierproeven mogen alleen worden gepland en uitgevoerd door mensen die over de benodigde kennis en vaardigheden beschikken. § 1 blijft onaangetast.
(2) Dierproeven in de zin van deze wet zijn ingrepen of behandelingen voor experimentele doeleinden
1.
op dieren,
als ze deze dieren pijn, lijden of schade kunnen berokkenen,
2.
aan dieren die ertoe kunnen leiden dat dieren worden geboren of uitgebroed, pijn, lijden of schade lijden, of
3.
op het genetisch materiaal van dieren indien deze in verband kunnen worden gebracht met pijn, lijden of schade voor de genetisch gemodificeerde dieren of hun dragerdieren.
Interventies of behandelingen die niet voor experimentele doeleinden worden gebruikt, worden ook beschouwd als dierproeven
1.
die worden uitgevoerd voor de productie, extractie, opslag of vermeerdering van stoffen, producten of organismen,
2.
waardoor organen of weefsels geheel of gedeeltelijk worden verwijderd voor wetenschappelijke doeleinden
a)
om de organen of weefsels te transplanteren,
b)
om culturen te creëren of
c)
geïsoleerde organen, weefsels of cellen onderzoeken
of
3.
die worden uitgevoerd voor opleidings-, bijscholings- of bijscholingsdoeleinden,
als aan een van de voorwaarden genoemd in zin 1 nummers 1 tot en met 3 is voldaan. Het doden van een dier wordt niet als dierproef beschouwd als dit uitsluitend wordt gedaan om zijn organen of weefsels voor wetenschappelijke doeleinden te gebruiken.
(3) Het Bondsministerie is bevoegd om, in overeenstemming met het Bondsministerie van Onderwijs en Onderzoek, met instemming van de Bundesrat de details van de vereisten op grond van paragraaf 1, zin 2, nummer 2 bij wet te regelen.
§ 7a
(1) Dierproeven mogen alleen worden uitgevoerd als ze essentieel zijn voor een van de volgende doeleinden:
1.
basis onderzoek,
2.
ander onderzoek met een van de volgende doelstellingen:
a)
preventie, opsporing of behandeling van ziekten, aandoeningen, lichamelijk letsel of lichamelijke aandoeningen bij mens of dier,
b)
het detecteren of beïnvloeden van fysiologische toestanden of functies bij mensen of dieren,
c)
het bevorderen van dierenwelzijn of het verbeteren van de veehouderijomstandigheden van landbouwhuisdieren,
3.
bescherming van het milieu in het belang van de gezondheid of het welzijn van mens of dier,
4.
Ontwikkeling en fabricage alsmede het testen van de kwaliteit, werkzaamheid of veiligheid van geneesmiddelen, levensmiddelen, diervoeders of andere stoffen of producten met een van de doelstellingen genoemd in nummer 2 letters a t/m c of nummer 3,
5.
Testen van stoffen of producten op hun effectiviteit tegen dierlijk ongedierte,
6.
onderzoek voor het behoud van soorten,
7.
opleiding, training of vervolgopleiding,
8e.
forensische onderzoeken.
Dierproeven voor opleiding, bijscholing of bijscholing volgens zin 1 nummer 7 mogen alleen worden uitgevoerd
1.
aan een universiteit, een andere wetenschappelijke instelling of een ziekenhuis of
2.
in het kader van opleiding, bijscholing of bijscholing voor genezende of ondersteunende geneeskundige beroepen of wetenschappelijke ondersteunende beroepen.
(2) Bij de beslissing of een dierproef noodzakelijk is en bij het uitvoeren van dierproeven, moeten de volgende principes in acht worden genomen:
1.
Als basis moet worden uitgegaan van de huidige stand van de wetenschappelijke kennis.
2.
Er moet worden gecontroleerd of het nagestreefde doel niet met andere methoden of procedures kan worden bereikt.
3.
Experimenten op gewervelde of koppotigen mogen alleen worden uitgevoerd als de te verwachten pijn, het lijden of de schade aan de dieren ethisch verantwoord is in het licht van het doel van het experiment.
4.
Pijn, lijden of schade mag dieren alleen worden toegebracht voor zover dat voor het nagestreefde doel noodzakelijk is; in het bijzonder mogen ze niet worden toegevoegd vanwege arbeids-, tijd- of kostenbesparingen.
5.
Experimenten met dieren waarvan het soortspecifieke vermogen om te lijden onder de effecten van het experiment meer ontwikkeld is, mogen alleen worden uitgevoerd als dieren met een dergelijk minder ontwikkeld vermogen niet voldoende zijn voor het beoogde doel.
(3) Dierproeven voor het ontwikkelen of testen van wapens, munitie en aanverwante uitrusting zijn verboden.
(4) Dierproeven voor de ontwikkeling van tabaksproducten, wasmiddelen en cosmetica zijn ten strengste verboden. Het Bondsministerie is bevoegd om bij verordening uitzonderingen vast te stellen met instemming van de Bundesrat, voor zover dit nodig is om
1.
om specifieke gezondheidsrisico’s af te wenden en de noodzakelijke nieuwe kennis niet op een andere manier kan worden verkregen, of
2.
uitvoering van rechtshandelingen van de Europese Gemeenschap of de Europese Unie.
(5) Een dierproef wordt als voltooid beschouwd wanneer:
1.
geen verdere waarnemingen worden gedaan voor de dierproef of,
2.
indien genetisch gemodificeerd, worden nieuwe dierlijnen gebruikt,
a)
er hoeven geen verdere waarnemingen te worden gedaan van de nakomelingen en
b)
Van nakomelingen wordt niet langer verwacht dat ze pijn, lijden of blijvende schade ondervinden als gevolg van de biotechnische of genetische modificaties.
(6) Het federale ministerie is gemachtigd in overeenstemming met de federale minister
erium voor onderwijs en onderzoek bij ordonnantie met instemming van de Federale Raad
1.
bepalingen van deze wet of
2.
Wettelijke verordeningen op grond van deze wet voor de uitvoering, goedkeuring en melding van dierproeven
op dierproeven in een ontwikkelingsstadium vóór de geboorte of het uitkomen, indien dit nodig is om die dieren te beschermen vanwege hun vermogen om pijn, lijden of schade te voelen, en om handelingen van de Europese Unie uit te voeren.
Onofficiële inhoudsopgave
§ 8e
(1) Wie experimenten met gewervelde dieren of koppotigen wil uitvoeren, heeft de goedkeuring van het experimentele project nodig van de bevoegde autoriteit. Een experimenteel project wordt goedgekeurd indien:
1.
wetenschappelijk bewezen dat
a)
aan de vereisten van § 7a lid 1 en 2 nummers 1 tot 3 is voldaan,
b)
het gewenste resultaat niet voldoende bekend is ondanks uitputting van de beschikbare informatiemogelijkheden of de verificatie van een voldoende bekend resultaat door middel van een duplicaat of herhalingspoging is essentieel,
2.
de verantwoordelijke beheerder van het proefproject en zijn plaatsvervanger beschikken over de nodige beroepskwalificaties, in het bijzonder met betrekking tot het toezicht op dierproeven en er zijn geen feiten die twijfel doen rijzen over de betrouwbaarheid ervan,
3.
de noodzakelijke lokalen, faciliteiten en andere materiële middelen voldoen aan de eisen gesteld in een verordening uitgevaardigd op grond van artikel 9, vierde lid, zin 1 nummer 1,
4.
de personele en organisatorische vereisten voor het uitvoeren van de dierproeven, met inbegrip van de activiteit van de dierenwelzijnsfunctionaris, aanwezig zijn,
5.
de houderij van de dieren voldoet aan de eisen van artikel 2 en de eisen gesteld in een op grond van artikel 2a lid 1 nummers 1 tot en met 4, mede in samenhang met artikel 11 lid 3, of artikel 2a lid 2 zin 1 vastgestelde wettelijke regeling en hun medische voorziening is verzekerd,
6.
naleving van het bepaalde in artikel 7 lid 1 zin 2 nummer 1 en artikel 7a lid 2 nummers 4 en 5 mag worden verwacht,
7.
de naleving van
a)
deskundigheidseisen,
b)
voorschriften inzake pijnbestrijding en bedwelming van dieren,
c)
voorschriften voor het hergebruik van dieren,
d)
verboden en beperkingen op het gebruik,
e)
Voorzieningen ter voorkoming van pijn, lijden en schade nadat het doel van de dierproef is bereikt,
f)
Voorzieningen om de dood van een dier tijdens de blootstelling van het experiment te voorkomen of om pijn en lijden te vermijden wanneer een dier sterft, en
G)
voorschriften over de procedure na afloop van de dierproef,
die zijn gebaseerd op artikel 2a lid 1 nummer 5 of artikel 4b zin 1 nummer 1 letter b, telkens ook in samenhang met artikel 11 lid 3, of artikel 9 leden 1 tot en met 3 en 4 zin 1 nummer 2 of 3 of zin 2 van de uitgevaardigde verordening zijn vastgesteld, kunnen worden verwacht en
8e.
het bijhouden van de administratie volgens § 9 lid 5 zin 1 in verband met de eisen vermeld in een verordening uitgevaardigd op basis van 9 lid 5 zin 2 kan worden verwacht.
(2) Indien goedkeuring wordt verleend door een universiteit of andere instelling, moeten de personen die de dierproeven uitvoeren in dienst zijn van de instelling of met toestemming van de verantwoordelijke manager bevoegd zijn om de instelling te gebruiken.
(3) Het federale ministerie is bevoegd om, in overeenstemming met het federale ministerie van Onderwijs en Onderzoek, bij wet met goedkeuring van de Bundesrat voorschriften uit te vaardigen
1.
de vorm en inhoud van de aanvraag om een vergunning op grond van het eerste lid, eerste lid, en de aanvragers,
2.
het goedkeuringsproces, inclusief de duur ervan,
3.
de inhoud van het goedkeuringsbericht,
4.
de procedure bij latere wijzigingen van de essentiële feiten waarop de goedkeuring is gebaseerd, met inbegrip van de verplichting om dergelijke wijzigingen te melden of goed te keuren,
5.
de beperking van vergunningen of de verlenging van de geldigheidsduur van vergunningen en
6.
het recht om vergunningen in te trekken.
(4) Het Bondsministerie is bevoegd om, in overeenstemming met het Bondsministerie van Onderwijs en Onderzoek, bij ordonnantie met instemming van de Bundesrat te bepalen dat dierproeven worden ingedeeld naar hun graad van ernst overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 voor de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 33) en tot regeling van de procedure en de inhoud van de indeling en de relevante samenwerkingsverplichtingen van de aanvrager, voor zover dit vereist is voor de uitvoering van rechtshandelingen van de Europese Unie (5) Het federale ministerie
m is bevoegd om, in overeenstemming met het Bondsministerie van Onderwijs en Onderzoek, bij verordening met instemming van de Bundesrat te bepalen dat experimentele projecten worden onderworpen aan een beoordeling achteraf door de bevoegde autoriteit, en om de procedure en de inhoud van de beoordeling te regelen als alsmede de verplichting van de aanvrager om hieraan mee te werken, voor zover dit nodig is om de bescherming van dieren bij dierproeven te verbeteren en om uitvoering te geven aan rechtshandelingen van de Europese Unie.
(6) Het federale ministerie is gemachtigd om, in overeenstemming met het federale ministerie van Onderwijs en Onderzoek, bij ordonnantie met toestemming van de Bundesrat te bepalen dat de bevoegde autoriteiten samenvattingen van goedgekeurde experimentele projecten voor publicatie verstrekken, de informatie over
1.
de doelstellingen van het experimentele project, inclusief het verwachte voordeel,
2.
het aantal, het type en de verwachte pijn, het lijden en de schade van de te gebruiken dieren en
3.
het voldoen aan de vereisten van artikel 7 lid 1 lid 2 nummer 1 en artikel 7a lid 2 nummers 2, 4 en 5
en om de vorm van de samenvattingen en de procedure voor de publicatie ervan te regelen, voor zover dit nodig is om de bescherming van dieren bij dierproeven te verbeteren en om rechtshandelingen van de Europese Unie uit te voeren. Het kan voorzien in de publicatie van de samenvattingen door het Federaal Instituut voor Risicobeoordeling.
§ 8a
(1) Iedereen die een experimenteel project wil uitvoeren waarbij gewervelde dieren of koppotigen worden gebruikt,
1.
die uitsluitend betrekking heeft op dierproeven, waarvan de uitvoering uitdrukkelijk is vermeld
a)
wordt voorgeschreven door de wet of verordening, door de farmacopee of door een rechtstreeks toepasselijke rechtshandeling van de Europese Gemeenschap of de Europese Unie,
b)
is voorzien in een algemeen bestuursreglement uitgevaardigd door de federale overheid of een federaal ministerie of
c)
op grond van een wet of een wettelijke verordening of een rechtstreeks toepasselijke rechtshandeling van de Europese Gemeenschap of de Europese Unie wordt bevolen door de autoriteiten of door een rechtbank of in individuele gevallen vereist is als voorwaarde voor een officiële beslissing,
2.
die zich uitsluitend bezighoudt met dierproeven, die worden uitgevoerd als vaccinaties, bloedonderzoek of andere diagnostische maatregelen op dieren volgens reeds geteste methoden en
a)
het opsporen van ziekte, kwaal, lichamelijke schade of lichamelijke kwalen bij mens of dier of
b)
het testen van sera, bloedpreparaten, vaccins, antigenen of testallergenen als onderdeel van goedkeuringsprocedures of batchtests
serveren,
3.
die uitsluitend betrekking heeft op dierproeven volgens § 7 lid 2 zin 2 nummer 1 of 2, die worden uitgevoerd volgens reeds beproefde methoden
a)
voor de productie, extractie, opslag of vermeerdering van stoffen, producten of organismen of
b)
voor diagnostische doeleinden
worden gemaakt, of
4.
die zich uitsluitend bezighoudt met dierproeven die worden uitgevoerd voor (bij)scholing of bijscholing volgens beproefde methoden,
moet het bevoegd gezag van het proefproject op de hoogte stellen.
(2) Lid 1 is niet van toepassing op experimentele projecten,
1.
waarin primaten worden gebruikt of
2.
Het onderwerp dierproeven wordt geclassificeerd als “ernstig” in overeenstemming met artikel 15 lid 1 in samenhang met bijlage VIII van Richtlijn 2010/63/EU.
(3) Iedereen die een experimenteel project wil uitvoeren waarbij tienpotigen worden gebruikt, moet de bevoegde autoriteit van het experimentele project hiervan op de hoogte stellen. (4) Het Bondsministerie is bevoegd om, in overleg met het Bondsministerie van Onderwijs en Onderzoek, door middel van wettelijk bevel met goedkeuring van de Bundesrat dat experimenten met andere ongewervelde dieren dan koppotigen en tienpotigen moeten worden gemeld aan de bevoegde autoriteit als deze dieren een soortspecifiek vermogen hebben dat overeenkomt met dat van gewervelde dieren om de gevolgen van het experiment te ondervinden en het noodzakelijk is om ze te beschermen.
(5) Het federale ministerie is bevoegd om, in overeenstemming met het federale ministerie van Onderwijs en Onderzoek, bij wet met goedkeuring van de Bundesrat voorschriften uit te vaardigen
1.
de vorm en inhoud van de melding op grond van lid 1 of 3,
2.
de kennisgevingsprocedure overeenkomstig lid 1 of 3, met inbegrip van de termijnen die van toepassing zijn op de kennisgeving,
3.
het tijdstip vanaf wanneer of tot wanneer de uitvoering van aangemelde proefprojecten is toegestaan overeenkomstig het eerste of derde lid, en
4.
de procedure bij latere wijzigingen van de in het kader van de kennisgeving op grond van lid 1 of 3 meegedeelde feiten.
§ 9
(1) Het federale ministerie is bevoegd om, in overeenstemming met het federale ministerie van Onderwijs en Onderzoek, meer gedetailleerde voorschriften uit te vaardigen over het type en de reikwijdte van de
r het verstrekken van kennis en vaardigheden van personen die dierproeven plannen of uitvoeren, vereist op grond van artikel 7, lid 1, zin 3, in het bijzonder biologische, veterinaire, juridische en ethische kennis en vaardigheden met betrekking tot het uitvoeren van dierproeven, alsmede eisen voor het aantonen en vaststellen van het in stand houden van de benodigde kennis en vaardigheden; in de verordening kan tevens worden bepaald dat van de maatregelen die zijn genomen ter instandhouding van de kennis en vaardigheden worden vastgelegd, bewaard en desgevraagd aan het bevoegd gezag wordt overgelegd.
(2) Het federale ministerie is gemachtigd, in overeenstemming met het federale ministerie van Onderwijs en Onderzoek, bij wettelijk besluit met toestemming van de Bundesrat
1.
het voorschrijven van het bedwelmen van dieren die bij dierproeven worden gebruikt, met inbegrip van de daarvoor benodigde kennis en vaardigheden, of het gebruik van pijnstillers of methoden op deze dieren en
2.
om de toediening van geneesmiddelen die de uiting van pijn voorkomen of verminderen te verbieden of te beperken.
(3) Het Bondsministerie is gemachtigd, in overeenstemming met het Bondsministerie van Onderwijs en Onderzoek en, voor zover het gaat om de bescherming van soorten, het Bondsministerie voor Milieu, Natuurbehoud, Bouw en Nucleaire Veiligheid, om experimenten uit te voeren volgens de wettelijke bevel met goedkeuring van de Bundesrat voor de uitvoering van rechtshandelingen van de Europese Unie
1.
op primaten,
2.
op dieren van een bepaalde oorsprong,
3.
die bijzonder verontrustend zijn?
te verbieden of te beperken, in het bijzonder om het afhankelijk te maken van goedkeuring of het voldoen aan nadere eisen die verder gaan dan artikel 8 lid 1 zin 2 nummers 2 tot en met 8.
(4) Het federale ministerie is gemachtigd, in overeenstemming met het federale ministerie van Onderwijs en Onderzoek en, voor zover het de bescherming van soorten betreft, het federale ministerie voor Milieu, Natuurbehoud, Bouw en Nucleaire Veiligheid, bij wettelijk besluit met toestemming van de Bundesrat, om eisen op te leggen
1.
Bedrijfsruimten, voorzieningen en objecten bestemd voor het uitvoeren van dierproeven,
2.
het vangen van wilde dieren voor gebruik bij dierproeven, inclusief de nabehandeling van de dieren en de daarvoor benodigde kennis en vaardigheden, en
3.
het hergebruik van dieren in dierproeven
in te stellen. Het federale ministerie is ook gemachtigd, in overeenstemming met het federale ministerie van Onderwijs en Onderzoek en, voor zover het de bescherming van soorten betreft, het federale ministerie voor Milieu, Natuurbehoud, Bouw en Nucleaire Veiligheid, bij wettelijk besluit met toestemming van de Federale Raad, om de behandeling van een dier gebruikt in een dierproef te verbieden na het einde van de dierproeven te reguleren en daarbij
1.
te bepalen dat het dier moet worden aangeboden aan een dierenarts,
2.
om te bepalen dat het dier onder bepaalde voorwaarden moet worden gedood, en
3.
Het specificeren van eisen voor de verdere verzorging en medische verzorging van het dier.
(5) Van de dierproeven moeten gegevens worden bijgehouden. Het Bondsministerie is bevoegd om, in overeenstemming met het Bondsministerie van Onderwijs en Onderzoek, met instemming van de Bondsraad de details van het type en de omvang van de dossiers overeenkomstig zin 1 bij wet te regelen; zij kan voorschrijven dat de administratie wordt bewaard en op verzoek aan het bevoegd gezag wordt aangeboden.
(6) Het hoofd van het experimenteel project of, indien hij daartoe niet in staat is, zijn plaatsvervanger is verantwoordelijk voor de naleving
1.
van de voorschriften
a)
7 lid 1 zin 2 nummer 1, 7a lid 2 nummers 1, 4 en 5 en 9 lid 5 zin 1 alsmede
b)
van § 7 lid 1 zin 3 en
2.
de bepalingen van de op grond van de leden 1 tot en met 5 . uitgevaardigde verordeningen
verzekeren. Het Bondsministerie is bevoegd om, in overeenstemming met het Bondsministerie van Onderwijs en Onderzoek, met instemming van de Bundesrat de details van de verplichting op grond van zin 1 bij wet te regelen.
zesde sectie
Dierenwelzijnsfunctionaris
§ 10
(1) Inrichtingen en inrichtingen waarin gewervelde dieren of koppotigen,
1.
bedoeld om te worden gebruikt in dierproeven, of
2.
waarvan de organen of weefsels bestemd zijn om voor wetenschappelijke doeleinden te worden gebruikt,
gehouden of gebruikt moeten dierenwelzijnsfunctionarissen hebben en, voor zover dit is bepaald in een verordening die is uitgevaardigd door het Bondsministerie in overeenstemming met het Bondsministerie van Onderwijs en Onderzoek met toestemming van de Bundesrat, andere personen die verplicht zijn tot een bijzondere mate van respect de bescherming van dieren. Zin 1 is ook van toepassing op inrichtingen en bedrijven waarin de daar genoemde dieren worden gefokt of gehouden met het oog op verkoop aan derden. instellingen en bedrijven,
1.
waarin gewervelde dieren worden gedood voor wetenschappelijke doeleinden overeenkomstig artikel 4, lid 3, of
2.
waarin ingrepen op grond van artikel 6 lid 1 zin 2 nummer 4 worden verricht,
moet ook dierenwelzijnsfunctionarissen hebben volgens zin 1.
(2) De dierenwelzijnsfunctionarissen en andere personen voeren hun taken met name uit door de instelling of het bedrijf waarvoor zij werken en de daar werkzame personen te adviseren en door verklaringen af te geven. Het Bondsministerie is bevoegd om, in overeenstemming met het Bondsministerie van Onderwijs en Onderzoek, de details van de dierenwelzijnsfunctionarissen en andere personen bij ordonnantie te regelen met instemming van de Bondsraad en daarmee de voorschriften inzake
1.
de procedure van uw afspraak,
2.
hun deskundigheid,
3.
hun taken en verplichtingen, met name om ervoor te zorgen dat dieren op competente en diervriendelijke wijze worden gehouden, gedood en gebruikt, en
4.
interne maatregelen en voorzorgsmaatregelen om de effectieve uitvoering van de taken en verplichtingen genoemd in nummer 3 . te verzekeren
in te voeren. Het federale ministerie kan
1.
bepalen dat de dierenwelzijnsfunctionarissen en andere personen samenwerken in het kader van adviesraden,
2.
de details van de taken en de samenstelling, met inbegrip van het bestuur, van de adviesraden regelen volgens nummer 1 en
3.
voorschrijven dat van de werkzaamheden van de adviesraden volgens nummer 1 aantekeningen worden gemaakt, bewaard en op verzoek aan het bevoegd gezag worden overgelegd.
zevende sectie
Fokken, dieren houden, dieren verhandelen
11
(1) Wie?
1.
gewervelde dieren of koppotigen,
a)
bedoeld om te worden gebruikt in dierproeven, of
b)
waarvan de organen of weefsels bestemd zijn om voor wetenschappelijke doeleinden te worden gebruikt,
fokken of houden, ook met het doel deze dieren aan derden te verkopen,
2.
het fokken of houden van gewervelde dieren voor de doeleinden genoemd in artikel 6, lid 1, zin 2, nummer 4,
3.
het houden van dieren in een dierenasiel of soortgelijke voorziening,
4.
dieren houden in een dierentuin of andere faciliteit waar dieren worden gehouden en tentoongesteld,
5.
Gewervelde dieren die geen landbouwhuisdieren zijn in Duitsland brengen of importeren met het doel ze tegen een vergoeding of een andere vergoeding af te leveren, of zorg te dragen voor de aflevering van dergelijke dieren die tegen een vergoeding of een andere vergoeding in Duitsland worden of zijn gebracht of geïmporteerd,
6.
voor beschermingsdoeleinden honden opleiden voor derden of daartoe voorzieningen in stand houden,
7.
ruilen van dieren voor het ruilen of verkopen van dieren door derden of
8e.
commercieel, behalve in de gevallen van nummer 1,
a)
het fokken of houden van gewervelde dieren, met uitzondering van landbouwhuisdieren en wild, in verblijven,
b)
handel in gewervelde dieren,
c)
een rij- of autobedrijf onderhouden,
d)
dieren tentoonstellen of voor dergelijke doeleinden beschikbaar stellen,
e)
Bestrijd gewervelde dieren als ongedierte of
f)
honden opleiden voor derden of het africhten van honden begeleiden door de baas van het huisdier
toestemming nodig van het bevoegd gezag. Voor het tentoonstellen van dieren op verschillende locaties kan toestemming op grond van zin 1 nummer 4 of op grond van zin 1 nummer 8 letter d slechts worden verleend voor zover de dieren niet behoren tot een soort waarvan het vertonen op verschillende locaties op grond van een verordening is verboden op grond van lid 4 is.
(2) Het federale ministerie is bevoegd bij wettelijk besluit met instemming van de Bundesrat in de gevallen van paragraaf 1, zin 1
1.
details van de vorm en inhoud van de aanvraag om een vergunning op grond van het eerste lid, eerste lid,
2.
de voorwaarden en de procedure voor het verlenen van de vergunning,
3.
de inhoud van de vergunning, in het geval van lid 1 zin 1 nummer 1 alleen voor zover dit nodig is voor de uitvoering van rechtshandelingen van de Europese Unie, alsmede
4.
de procedure bij latere wijzigingen van de voor de verlening van de vergunning essentiële feiten, met inbegrip van de verplichting om dergelijke wijzigingen te melden,
te regelen. Wettelijke verordeningen op grond van zin 1 vereisen de toestemming van het Bondsministerie van Onderwijs en Onderzoek, voor zover ze betrekking hebben op het fokken of houden van dieren overeenkomstig lid 1, zin 1 nummer 1 of 2.
(3) Wettelijke verordeningen op grond van artikel 2a lid 1 of artikel 4b kunnen, voor zover dit voor de uitvoering van rechtshandelingen van de Europese Unie noodzakelijk is, eisen bevatten voor het houden van dieren op grond van lid 1 zin 1 nummer 1 of voor het doden die verder gaan dan de daar gestelde eisen van dieren volgens lid 1 zin 1 nummer 1 worden voorgeschreven, in het bijzonder
1.
Eisen aan interne processen met als doel het vermijden, identificeren en elimineren van defecten,
2.
Maatregelen om deze dieren te laten wennen en trainen met betrekking tot hun houderij en gebruik en
3.
vereisten voor de volwassene
rb en het onderhouden van de kennis en vaardigheden die nodig zijn voor het verzorgen, verzorgen en doden; Ook kan worden bepaald dat van de maatregelen die zijn genomen ter verkrijging en instandhouding van kennis en vaardigheden een register wordt opgemaakt, bewaard en op verzoek aan het bevoegd gezag wordt overgelegd.
(4) Het Bondsministerie is gemachtigd om het tentoonstellen van dieren van wilde soorten op verschillende plaatsen bij verordening te beperken of te verbieden met toestemming van de Bundesrat, voor zover de dieren van de respectieve soorten op verschillende plaatsen slechts onder aanzienlijke pijn worden gehouden, lijden of schade of van locatie wisselen kan alleen worden vervoerd met aanzienlijke pijn, lijden of letsel. Een wettelijke verordening volgens zin 1
1.
kan alleen worden afgezien indien de aanzienlijke pijn, het lijden of de schade bedoeld in zin 1 niet effectief kan worden bestreden door andere voorschriften, in het bijzonder die welke eisen stellen aan het houden of vervoeren van de dieren,
2.
moet bepalen dat dieren die op het moment van inwerkingtreding van de verordening worden gehouden, alleen onder het verbod vallen als er geen manier is om de significante pijn, het lijden of de schade bij deze dieren tot een aanvaardbaar niveau te verminderen.
(5) Met de uitoefening van de activiteit overeenkomstig lid 1, zin 1, mag pas worden begonnen nadat de vergunning is verleend. Het bevoegd gezag beslist schriftelijk of elektronisch op de aanvraag om een vergunning binnen een termijn van vier maanden na ontvangst van de aanvraag. De in zin 2 genoemde termijn kan door het bevoegd gezag met maximaal twee maanden worden verlengd, voor zover de omvang en de moeilijkheidsgraad van het onderzoek naar het bestaan van de voorwaarden voor de vergunning dit rechtvaardigen. De aanvrager wordt vóór het verstrijken van de in zin 2 genoemde termijn op de hoogte gesteld van de verlenging van de termijn, met opgave van de redenen. Bij de berekening van de termijn wordt geen rekening gehouden met de tijden gedurende welke de aanvrager ondanks schriftelijk of elektronisch verzoek van de autoriteit niet heeft voldaan aan de eisen van een op grond van lid 2, eerste lid, nummer 1 uitgevaardigde verordening. De bevoegde autoriteit moet degenen die geen vergunning hebben, verbieden de activiteit uit te oefenen.
(6) Wie op commerciële basis wild in kooien wil houden, moet dit vier weken voor aanvang van de activiteit aan de bevoegde autoriteit melden. Het Bondsministerie is bij wettelijk besluit gemachtigd met instemming van de Bondsraad
1.
de vorm en inhoud van de advertentie,
2.
de voorwaarden waaronder de activiteit kan worden verboden volgens zin 1, en
3.
de procedure bij latere wijziging van de gemelde feiten
te regelen.
(7) De uitoefening van de op grond van lid 5 zin 6 of op grond van een verordening krachtens lid 6 zin 2 nummer 2 verboden activiteiten kan ook door het bevoegd gezag worden voorkomen door het bedrijfs- of bedrijfsruimten af te sluiten. vee voor commerciële doeleinden, moet er door middel van operationele zelfcontroles voor zorgen dat aan de vereisten van § 2 wordt voldaan. Hij moet met name geschikte diergerelateerde kenmerken (indicatoren voor dierenwelzijn) verzamelen en evalueren om te beoordelen of aan de vereisten van § 2 wordt voldaan.
§ 11a
(1) Wie?
1.
een activiteit verricht waarvoor een vergunning vereist is op grond van artikel 11 lid 1 zin 1 nummer 1 of
2.
het fokken of houden van gewervelde dieren voor de doeleinden genoemd in artikel 6, lid 1, zin 2, nummer 4, of handelt in dergelijke gewervelde dieren,
moet een register bijhouden van de herkomst en verblijfplaats van de dieren en, in het geval van honden, katten en primaten, van de houderij en het gebruik van de dieren. Dit geldt niet als er overeenkomstige registratieverplichtingen zijn op grond van jacht- of natuurbeschermingsvoorschriften.
(2) Het Bondsministerie is bevoegd om, in overeenstemming met het Bondsministerie van Onderwijs en Onderzoek, met instemming van de Bundesrat wettelijke regelingen vast te stellen met betrekking tot de aard, vorm en omvang van de dossiers overeenkomstig lid 1. Het kan bepalen dat
1.
de opnamen moeten op een bepaald tijdstip worden gemaakt,
2.
de administratie te bewaren en op verzoek aan de bevoegde autoriteit te overleggen,
3.
de opnamen of hun inhoud aan derden worden doorgegeven en
4.
Als administratie op grond van zin 1 gelden administraties op grond van andere wettelijke bepalingen.
(3) Iedereen die honden, katten of primaten,
1.
bestemd zijn voor gebruik bij dierproeven of waarvan de weefsels of organen bestemd zijn om voor wetenschappelijke doeleinden te worden gebruikt, of
2.
die bestemd zijn voor gebruik voor een van de doeleinden genoemd in artikel 6 lid 1 zin 2 nummer 4,
rassen, moeten deze merken om de identiteit van het desbetreffende dier vast te stellen. Andere etiketteringsvereisten
blijf onaangeroerd. Het federale ministerie is bevoegd, in overeenstemming met het federale ministerie van Onderwijs en Onderzoek, bij ordonnantie met instemming van de Bondsraad
1.
voorschriften vast te stellen over de wijze en het tijdstip van etikettering overeenkomstig zin 1 en te bepalen dat dit onder officieel toezicht geschiedt, en
2.
om voor te schrijven dat in het geval van verwerving van honden, katten of primaten voor de doeleinden genoemd in zin 1 nummer 1 of 2, de koper verplicht is deze te identificeren overeenkomstig zin 1 en het bewijs moet overleggen dat de dieren zijn gefokt voor de genoemde doeleinden handelingen.
(4) Andere gewervelde dieren dan paarden, runderen, varkens, schapen, geiten, kippen, duiven, kalkoenen, eenden, ganzen en vissen, met uitzondering van zebravissen
1.
voor gebruik bij dierproeven,
2.
voor het doel vermeld in § 4 lid 3 of
3.
voor de doeleinden genoemd in artikel 6 lid 1 zin 2 nummer 4
alleen met toestemming van de bevoegde autoriteit geïmporteerd uit derde landen. De vergunning wordt verleend indien kan worden aangetoond dat de betreffende dieren zijn gefokt voor een van de in zin 1 nummers 1 tot en met 3 genoemde doeleinden. Anders kan goedkeuring alleen worden verleend voor zover:
1.
overeenkomstig zin 2 gefokte dieren met de voor het desbetreffende doel vereiste kenmerken niet beschikbaar zijn of
2.
het respectieve doel vereist het gebruik van dieren die niet zijn gefokt in overeenstemming met zin 2.
Andere importregels blijven onaangetast.
(5) Het federale ministerie is gemachtigd, in overeenstemming met het federale ministerie van Onderwijs en Onderzoek en, voor zover het gaat om de bescherming van soorten, het federale ministerie voor Milieu, Natuurbehoud, Bouw en Nucleaire Veiligheid bij wettelijk besluit met de goedkeuring van de Bundesrat voor dieren bestemd voor gebruik bij dierproeven waren of waarvan organen of weefsels bestemd waren om te worden gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden, maar waarvoor deze bepaling niet meer van toepassing is, het op grond van artikel 10 lidmaatschap verbieden van het blijvend huisvesten buiten een bedrijf of voorziening 1 zin 1 of 2 of het vrijlaten van dergelijke dieren of te beperken.
11b
(1) Het is verboden gewervelde dieren te fokken of door middel van biotechnische maatregelen te wijzigen indien, in het geval van fokken, fokresultaten of, in het geval van modificatie, bevindingen met betrekking tot veranderingen door biotechnische maatregelen, de verwachting doen ontstaan dat als een resultaat van de veredeling of modificatie
1.
bij het nageslacht, de biotechnisch gemodificeerde dieren zelf of hun nakomelingen, erfelijke lichaamsdelen of organen ontbreken of ongeschikt zijn voor het gebruik passend bij de soort of zijn misvormd en pijn, lijden of schade ontstaat als gevolg of
2.
in het nageslacht
a)
erfelijke gedragsstoornissen geassocieerd met ziekten optreden,
b)
elk soortspecifiek contact met soortgenoten veroorzaakt pijn of vermijdbaar lijden of schade aan zichzelf of een soortgenoot; of
c)
houden is alleen mogelijk bij pijn of vermijdbaar lijden of leidt tot schade.
(2) De bevoegde autoriteit kan bevelen dat gewervelde dieren onvruchtbaar worden gemaakt indien fokresultaten of bevindingen met betrekking tot veranderingen veroorzaakt door biotechnische maatregelen de verwachting doen ontstaan dat hun nakomelingen aandoeningen of veranderingen in de zin van lid 1 zullen vertonen. (3) Leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op gewervelde dieren die zijn gewijzigd door fok- of biotechnische maatregelen die nodig zijn voor wetenschappelijke doeleinden.
(4) Het Bondsministerie is bij wettelijk besluit gemachtigd met instemming van de Bondsraad
1.
om de erfelijke veranderingen en gedragsstoornissen volgens lid 1 nader te bepalen
2.
het fokken met gewervelde dieren van bepaalde soorten, rassen en lijnen te verbieden of te beperken indien dit fokken kan leiden tot schendingen van lid 1.
Sectie 11c
Gewervelde dieren mogen niet worden gegeven aan kinderen of jongeren tot 16 jaar zonder toestemming van hun wettelijke voogden.
achtste sectie
Transport-, verkeers- en houdverbod
§ 12
(1) Gewervelde dieren die schade vertonen waarvan kan worden aangenomen dat ze zijn veroorzaakt door handelingen die in strijd zijn met het dierenwelzijn, mogen niet worden gehouden of tentoongesteld als dit bij verordeningen overeenkomstig 2 nr. 4 of 5 is bepaald.
(2) Het federale ministerie is gemachtigd, bij wettelijk besluit met toestemming van de Bundesrat, voor zover nodig voor de bescherming van de dieren,
1.
het verplaatsen van dieren of producten van dierlijke oorsprong uit een land dat niet tot de Europese Unie behoort naar Duitsland (invoer) afhankelijk te maken van het voldoen aan minimumeisen met betrekking tot het houden van dieren of het doden van dieren en van een bijbehorend certificaat en hun inhoud, vorm, tentoonstelling en opslag
reguleren,
2.
de invoer van bepaalde dieren afhankelijk te maken van een vergunning,
3.
om de verplaatsing van bepaalde dieren van het land naar een andere staat te verbieden,
4.
het binnenbrengen van gewervelde dieren in Duitsland of het houden, in het bijzonder het tentoonstellen van gewervelde dieren in Duitsland, te verbieden als de dieren zijn geamputeerd in strijd met het dierenwelzijn of de dieren erfelijke lichamelijke gebreken, gedragsstoornissen of verhoogde agressie hebben in de zin van sectie 11b lid 1 nummer 1 of 2 letter a of voor zover is voldaan aan een feit volgens § 11b lid 1 nummer 2 letter b of c,
5.
het houden van gewervelde dieren waarvan de schade kan worden vastgesteld, waarvan kan worden aangenomen dat ze aan de dieren zijn toegebracht door handelingen die in strijd zijn met het dierenwelzijn, te verbieden, als de dieren alleen met lijden kunnen overleven,
6.
om voor te schrijven dat dieren of producten van dierlijke oorsprong alleen mogen worden in- of uitgevoerd via bepaalde douanekantoren met toegewezen controlebureaus, die het Federaal Bureau voor Consumentenbescherming en Voedselveiligheid, in overeenstemming met het Bondsministerie van Financiën, heeft gepubliceerd in het Staatsblad ; het Bondsministerie van Financiën kan de toekenning van de overeenkomst overdragen aan de Algemene Directie Douane.
Een verordening op grond van zin 1 nrs. 1 tot en met 5 kan niet worden uitgevaardigd als dit in strijd is met het Unierecht of internationale verplichtingen.
Negende Sectie
Andere bepalingen voor de bescherming van dieren
§ 13
(1) Het is verboden enig hulpmiddel of middel te gebruiken om gewervelde dieren te vangen, af te schrikken of af te schrikken wanneer er een risico bestaat op vermijdbare pijn, lijden of schade aan gewervelde dieren; dit geldt niet voor het gebruik van apparaten of stoffen die op grond van andere wettelijke bepalingen zijn toegestaan. De bepalingen van de jachtwet, de natuurbeschermingswet, de gewasbeschermingswet en de epidemische wet blijven onaangetast (2) Het Bondsministerie is bevoegd om bij wet met instemming van de Bondsraad voor de bescherming van wilde dieren maatregelen te gelasten die het wild beschermen dieren te beschermen tegen vermijdbare pijn of schade veroorzaakt door land- of bosbouwwerkzaamheden (3) Het Bondsministerie is gemachtigd, in overleg met het Bondsministerie voor Economische Zaken en Energie en het Bondsministerie voor Milieu, Natuurbehoud, Bouw en Nucleaire Veiligheid door verordening met instemming van de Federale Raad, voor zover nodig ter bescherming van dieren, het houden van dieren in het wild, om de handel in dergelijke dieren te verbieden of te beperken en om ze vanuit het land in of uit te voeren naar een staat die niet behoort tot de Europese Unie (export), of om ze afhankelijk te maken van een vergunning. Voorwaarde voor erkenning kan zijn dat de aanvrager beschikt over de voor de betreffende activiteit vereiste betrouwbaarheid en aantoont dat deze beschikt over de benodigde specialistische kennis en vaardigheden, en dat de dieren worden gevoerd, verzorgd en gehuisvest in overeenstemming met de eisen van paragraaf 2. Ook kunnen in de verordening eisen worden gesteld aan het bewijs van de vereiste betrouwbaarheid en de vereiste technische kennis en vaardigheden volgens zin 2 en kan de procedure voor het bewijs worden geregeld.
§ 13a
(1) Om het dierenwelzijn te verbeteren, is het federale ministerie bevoegd om met toestemming van de Bundesrat wettelijke verordeningen uit te vaardigen om de eisen vast te stellen voor vrijwillige testprocedures die aantonen dat in massa geproduceerde stalsystemen en stalfaciliteiten voor het houden van landbouwhuisdieren en de bedwelmingsinrichtingen en -systemen die bij het slachten worden gebruikt, overschrijden de eisen van deze wet en de minimumeisen van de op grond van deze wet uitgevaardigde wettelijke verordeningen. Het moet met name de criteria, procedures en reikwijdte van de vrijwillige testprocedures definiëren, evenals vereisten voor de expertise van de deskundigen die in het kader van dergelijke testprocedures werken.
(2) Het Bondsministerie is bevoegd om het in de handel brengen en het gebruik van in massa geproduceerde stalinrichtingen voor het houden van landbouwhuisdieren door middel van een verordening met instemming van de Bondsraad ter bevordering van het dierenwelzijn afhankelijk te stellen van goedkeuring of typegoedkeuring. In de verordening volgens zin 1
1.
de gedetailleerde voorschriften voor de goedkeuring of typegoedkeuring en de intrekking, intrekking of schorsing ervan, de publicatie ervan en de goedkeuringsprocedure, met name het type, de inhoud en de reikwijdte van de in te dienen documenten of te verstrekken bewijzen,
2.
de beperking van de goedkeuring of typegoedkeuring,
3.
de gevolgen van een intrekking of beperking van een goedkeuring of een typegoedkeuring met betrekking tot het verder in de handel brengen of het verder gebruiken van in de handel gebrachte stallen
routebeschrijving
4.
etikettering van de stalvoorzieningen en het bijvoegen van gebruiksaanwijzingen en hun minimale inhoud ten behoeve van het beoogde en juiste gebruik van de stalvoorzieningen,
5.
Eisen aan het beoogde en juiste gebruik van stalfaciliteiten,
6.
de erkenning van en de deelname van publiek- of privaatrechtelijke instellingen aan het verlenen van goedkeuring of typegoedkeuring, met inbegrip van de procedure, zijn geregeld,
7.
de erkenning van in massa geproduceerde staluitrusting die een procedure heeft ondergaan die overeenkomt met goedkeuring of typegoedkeuring in een andere lidstaat, Turkije of een EVA-staat die de EER-overeenkomst heeft ondertekend,
worden beheerd. Bij een regeling volgens zin 2 nummer 7 kan de erkenning met name afhankelijk worden gemaakt van de eigenschappen van de in massa geproduceerde stalinrichting gelijkwaardig aan de eisen van een wettelijke verordening volgens zin 2 nummer 1 t/m 4.
(3) Het Federaal Agentschap voor Landbouw en Voeding is verantwoordelijk voor de afgifte van goedkeuringen of typegoedkeuringen. In de verordening krachtens lid 2, eerste lid, wordt de procedure voor de samenwerking tussen de krachtens zin 1 verantwoordelijke overheid en de toezichthoudende autoriteiten in de deelstaten geregeld.
(4) Het Bondsministerie is bevoegd de taken en bevoegdheden van de bevoegde autoriteit op grond van het derde lid geheel of gedeeltelijk over te dragen aan een privaatrechtelijke rechtspersoon door middel van een verordening die niet de goedkeuring van de Bundesrat. De overdracht van taken is alleen toegestaan indien de rechtspersoon de nodige garantie biedt voor de vervulling van de taken op grond van deze wet. Een rechtspersoon geeft de nodige garantie als:
1.
de personen die volgens de wet, de statuten of de statuten het bestuur en de vertegenwoordiging van de rechtspersoon uitoefenen, betrouwbaar en technisch geschikt zijn,
2.
het beschikt over de uitrusting en de organisatie die nodig zijn om zijn taken te vervullen.
De beroepsgeschiktheid in de zin van zin 3 nummer 1 wordt in het bijzonder verleend indien de personen met goed gevolg een beroepsopleiding op het gebied van landbouwwetenschappen – afstudeerrichting dierlijke productie, diergeneeskunde of biologie – afstudeerrichting zoölogie hebben gevolgd. Het Bondsministerie kan zich het recht voorbehouden om de statuten of de statuten en wijzigingen daarvan goed te keuren door middel van een wettelijke verordening overeenkomstig zin 1.
(5) Het federale ministerie is gemachtigd om met toestemming van de Bundesrat wettelijke verordeningen uit te vaardigen, voor zover nodig voor de bescherming van dieren, om het in de handel brengen en het gebruik van in massa geproduceerde bedwelmingsapparatuur of bedwelmingssystemen die worden gebruikt bij het slachten afhankelijk van de apparaten of systemen die worden goedgekeurd of overeenkomen met een typegoedkeuring, alsmede om de gedetailleerde eisen voor het verlenen van de goedkeuring of typegoedkeuring en de goedkeuringsprocedure te regelen. In de verordening volgens zin 1 kunnen met name het type, de inhoud en de reikwijdte van de over te leggen documenten of het over te leggen bewijs worden gespecificeerd. (6) De leden 1 en 5 zijn niet van toepassing op het in de handel brengen voor het doel om ze naar een andere lidstaat te brengen of naar een derde land uit te voeren.
§ 13b
De deelstaatregeringen zijn bevoegd om bij verordening bepaalde gebieden af te bakenen voor de bescherming van wilde katten waarin:
1.
enige significante pijn, lijden of schade die deze katten hebben ondervonden, te wijten is aan de grote aantallen van die dieren in het betrokken gebied, en
2.
door het aantal van deze katten in het gebied te verminderen, kan hun pijn, lijden of schade worden verminderd.
In de verordening worden de gebieden afgebakend en moeten de nodige maatregelen worden genomen om het aantal vrijlevende katten te verminderen. In het bijzonder, in de verordening
1.
de ongecontroleerde vrije uitloop van reproductieve katten in het betreffende gebied is verboden of beperkt, evenals
2.
etikettering en registratie van de daar gehouden katten, die ongecontroleerd vrij kunnen lopen, is verplicht
zullen. Een regeling volgens zin 3 nummer 1 is alleen toegestaan als andere maatregelen, met name die welke direct verband houden met de vrijlevende katten, niet voldoende zijn. De deelstaatregeringen kunnen hun machtiging bij wet overdragen aan andere autoriteiten.
tiende sectie
uitvoering van de wet
14
(1) Het Bondsministerie van Financiën en de door haar aangewezen douanekantoren zijn betrokken bij het toezicht op de in- en uitvoer van dieren. De bovenstaande autoriteiten kunnen
1.
dieren en hun vervoermiddelen, containers, laad- en verpakkingsapparatuur tegenhouden voor controle tijdens invoer,
2.
het vermoeden van overtredingen van verboden en beperkingen van deze wet
s of de wettelijke verordeningen uitgevaardigd krachtens deze wet, die voortvloeien uit de goedkeuring, de verantwoordelijke autoriteiten,
3.
in geval van nummer 2 gelasten dat de dieren worden aangeboden aan het bevoegd gezag voor rekening en risico van degene die er over beschikt.
(2) Het Bondsministerie van Financiën regelt, in overeenstemming met het Bondsministerie, de details van de procedure volgens paragraaf 1 bij wettelijk bevel zonder de toestemming van de Bundesrat en andere documenten en om inspecties te dulden.
§ 15
(1) De uitvoering van deze wet en de op grond van deze wet uitgevaardigde verordeningen is de verantwoordelijkheid van de staatsrechtelijk bevoegde autoriteiten, behoudens artikel 13a lid 3, ook in verband met een verordening krachtens lid 4 daarvan. De volgens de staatswet verantwoordelijke autoriteiten stellen elk een of meer commissies aan ter ondersteuning van de verantwoordelijke autoriteiten
1.
de beslissing over de goedkeuring van experimentele projecten en
2.
de beoordeling van aangemelde wijzigingen van goedgekeurde proefprojecten, voor zover bij verordening krachtens lid 4 is bepaald.
(2) In het kader van de uitvoering van deze wet of de op grond van deze wet uitgevaardigde wettelijke verordeningen dienen de bevoegde autoriteiten de officiële dierenarts als deskundige in te schakelen.
(3) Op het gebied van de Federale Strijdkrachten vallen de uitvoering van deze wet en de op basis van deze wet uitgevaardigde wettelijke bepalingen onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde departementen van de Federale Strijdkrachten. Het Federale Ministerie van Defensie benoemt een commissie om de verantwoordelijke diensten te ondersteunen
1.
de beslissing over de goedkeuring van experimentele projecten en
2.
de beoordeling van aangemelde wijzigingen van goedgekeurde proefprojecten, voor zover bij verordening krachtens lid 4 is bepaald.
(4) Het Bondsministerie is bevoegd om, in overeenstemming met het Bondsministerie van Onderwijs en Onderzoek, nadere bijzonderheden te verstrekken over de opdrachten overeenkomstig paragraaf 1 clausule 2 en paragraaf 3 clausule 2 met betrekking tot
1.
hun samenstelling, met inbegrip van de expertise van de leden,
2.
het proces van benoeming van leden; en
3.
het indienen van verklaringen door de commissies over aanvragen tot goedkeuring van experimentele projecten en gemelde wijzigingen in goedgekeurde experimentele projecten, evenals de desbetreffende procedure
te regelen. Wettelijke verordeningen die de details van de commissie regelen overeenkomstig lid 3, zin 2, vereisen ook de toestemming van het federale ministerie van Defensie.
(5) Het Bondsministerie is gemachtigd, in overeenstemming met het Bondsministerie van Onderwijs en Onderzoek, bij ordonnantie met instemming van de Bundesrat te bepalen dat de bevoegde autoriteiten het Bondsministerie, het Federaal Bureau voor Consumentenbescherming en Voedselveiligheid of het Federaal Instituut voor Risicobeoordeling
1.
in gevallen van fundamenteel belang of
2.
in gevallen waarin dit nodig is om artikel 43 of 55 van Richtlijn 2010/63/EU te implementeren,
informatie te verstrekken over besluiten van de bevoegde autoriteiten over de goedkeuring van experimentele projecten of over door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde experimentele projecten, en daarbij de details van de vorm en inhoud evenals de procedure van de verzending te regelen. Persoonlijke gegevens mogen niet worden doorgegeven. De voorschriften voor de bescherming van intellectueel eigendom en voor de bescherming van handels- en zakengeheimen blijven onaangetast.
§ 15a
Het Federaal Instituut voor Risicobeoordeling voert de taken uit overeenkomstig artikel 49 van Richtlijn 2010/63/EU. Het federale ministerie is gemachtigd, in overeenstemming met het federale ministerie van Onderwijs en Onderzoek, om meer gedetailleerde informatie te verstrekken over de taken op grond van artikel 49 van Richtlijn 2010/63/EU, met inbegrip van de bevoegdheden van het Federaal Instituut voor Risicobeoordeling om te communiceren met de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten en de Europese Commissie, voor zover dit nodig is voor de uitvoering van rechtshandelingen van de Europese Unie.
16
(1) Onder toezicht van de bevoegde autoriteit
1.
veeteelt inclusief paardenhouderij,
2.
faciliteiten waar dieren worden geslacht,
3.
faciliteiten waarin
a)
dierproeven worden uitgevoerd
b)
Gewervelde dieren worden gebruikt voor de doeleinden gespecificeerd in sectie 6 paragraaf 1 zin 2 nr. 4 of
c)
Gewervelde dieren worden gedood voor wetenschappelijke doeleinden,
4.
Instellingen en bedrijven volgens § 11 paragraaf 1 zin 1,
5.
instellingen en bedrijven,
a)
die dieren commercieel vervoeren,
b)
waarin dieren tijdens het transport worden gevoerd, verzorgd of gehuisvest,
6.
circussen die niet commercieel worden geëxploiteerd,
7.
veeteelt, dat wil zeggen
e goedkeuring vereisen op grond van een wettelijke verordening die is uitgevaardigd in overeenstemming met 13, lid 3,
8e.
Fabrikanten, importeurs en distributeurs van stalinrichtingen of bedwelmingsinrichtingen of bedwelmingssystemen gebruikt bij het slachten, voor zover deze personen goedkeuring of typegoedkeuring hebben aangevraagd.
Voorzieningen en bedrijven op grond van zin 1 nr. 3 en 11 lid 1 zin 1 nr. 1 en 2 worden regelmatig en in passende mate gecontroleerd, met bijzondere aandacht voor mogelijke risico’s. In inrichtingen en bedrijven volgens zin 1 nr. 3 moet de inspectie ten minste om de drie jaar worden uitgevoerd. In inrichtingen en activiteiten op grond van zin 1 nr. 3 en 11 lid 1 zin 1 nrs 1 en 2 waarin primaten worden gefokt, gehouden of gebruikt, dient de keuring jaarlijks plaats te vinden. De gegevens van de enquêtes en hun resultaten moeten gedurende ten minste vijf jaar vanaf het tijdstip van de betreffende registratie worden bewaard.
(1a) Een ieder die op grond van artikel 11 lid 1 zin 1 nummers 4 en 8 letter d en krachtens lid 1 nummer 6 dieren op verschillende locaties tentoonstelt, meldt elke verandering van standplaats aan het bevoegd gezag van de beoogde verblijfplaats. de straf uiterlijk bij het verlaten van de vorige woonplaats 2 laten zien. De advertentie moet vermelden:
1.
de betrokken diersoorten,
2.
de naam van de persoon die verantwoordelijk is voor de activiteit,
3.
de voor de activiteit bestemde ruimten en faciliteiten.
(2) Natuurlijke en rechtspersonen en verenigingen van personen zonder rechtspersoonlijkheid verstrekken de bevoegde autoriteit op verzoek de informatie die nodig is voor de uitvoering van de taken die bij deze wet aan de autoriteit zijn toegewezen.
(3) Door de bevoegde autoriteit aangestelde personen, alsmede deskundigen van de Europese Commissie en andere lidstaten van de Europese Unie (lidstaten) die hen vergezellen, kunnen, met het oog op het toezicht op de in lid 2 bedoelde personen en instellingen 1 en in het kader van lid 2
1.
het betreden en inspecteren van de onroerende zaken, bedrijfsruimten, bedrijfsgebouwen en vervoermiddelen van de informatieplichtige tijdens kantoor- of bedrijfsuren en daar ter documentatie foto’s maken, met uitzondering van foto-opnames van personen,
2.
om dringende gevaren voor de openbare veiligheid en orde te voorkomen
a)
de in nummer 1 genoemde eigendommen, kamers, gebouwen en vervoermiddelen buiten de daar aangegeven tijden,
b)
Woonruimte van de informatieplichtige
betreden, inspecteren en fotograferen voor documentatiedoeleinden, met uitzondering van foto’s van personen; het grondrecht op onschendbaarheid van de woning (artikel 13 van de grondwet) is beperkt voor zover:
3.
zakelijke gegevens bekijken
4.
dieren onderzoeken en monsters nemen, met name bloed-, urine-, feces- en voermonsters,
5.
Gedragsobservaties bij dieren uitvoeren door middel van beeld- of geluidsopnamen.
De informatieplichtige ondersteunt de personen die belast zijn met het toezicht, in het bijzonder het aanwijzen van de goederen, kamers, faciliteiten en vervoermiddelen, open ruimten, containers en vervoermiddelen, assistentie verlenen bij de inspectie en het onderzoek van de individuele dieren, de dieren die uit het vervoermiddel moeten worden gelost en de bedrijfsdocumenten moeten overleggen. De met het toezicht belaste personen zijn bevoegd kopieën of fotokopieën te maken of op te vragen van documenten op grond van zin 1 nummer 3 of afdrukken of kopieën van gegevensdragers waarop documenten op grond van zin 1 nummer 3 zijn opgeslagen. Op verzoek van de bevoegde autoriteit moet de informatieplichtige dieren die in woonruimten worden gehouden, aanbieden indien er een sterk vermoeden bestaat dat de dieren niet worden gehouden in overeenstemming met hun soort of gedrag en dat dit hen veel pijn doet, lijden of schade en een inspectie van de veehouderij in woonruimten is niet toegestaan.
(4) De persoon die verplicht is informatie te verstrekken, kan weigeren informatie te verstrekken over vragen waarop het antwoord zichzelf of een van de familieleden bedoeld in Section 383 (1) nrs. 1 tot 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zou blootstellen aan het risico van strafrechtelijke vervolging of vervolging op grond van de Wet bestuursrechtspraak zou zijn.
(4a) Wie?
1.
als exploitant van een slachthuis of als handelaar gemiddeld minimaal 50 grootvee-eenheden per week slacht, of
2.
biedt werknemers de mogelijkheid om dieren voor de slacht te voeren, te bedwelmen of te laten bloeden,
wijst aan het bevoegd gezag een persoon aan die bevoegd is instructies te geven ter naleving van de eisen van deze wet en de op grond van deze wet uitgevaardigde wettelijke regelingen. Een ieder die op grond van lid 1 nr. 1, 3, 5 of 6 een veehouderij, inrichting of bedrijf exploiteert of beheert, kan door het bevoegd gezag in
verplicht zijn een bevoegd persoon aan te wijzen die verantwoordelijk is voor de naleving van de eisen van deze wet en de daarop gebaseerde regelgeving. Dit geldt niet voor bedrijven die vergunningplichtig zijn op grond van artikel 11, eerste lid.
(5) Het Bondsministerie is bevoegd om, voor zover dit voor de bescherming van de dieren noodzakelijk is, de controle bij wettelijk besluit met toestemming van de Bundesrat nader te regelen. In het bijzonder kan het
1.
het uitvoeren van onderzoeken, inclusief bemonstering,
2.
de te nemen maatregelen indien het vervoer van dieren niet voldoet aan deze wet of de op grond van deze wet uitgevaardigde wettelijke regelingen,
3.
Details van de instemmings-, ondersteunings- en indieningsverplichtingen en
4.
Verplichtingen om documenten vast te leggen en te bewaren
reguleren. Wettelijke verordeningen op grond van zin 2 nummer 4 vereisen de toestemming van het Bondsministerie van Onderwijs en Onderzoek voor zover de voorschriften betrekking hebben op dieren die bestemd zijn voor gebruik bij dierproeven of waarvan de weefsels of organen bestemd zijn om voor wetenschappelijke doeleinden te worden gebruikt.
(6) Persoonlijke gegevens mogen alleen worden verzameld of gebruikt voor zover het verzamelen of gebruiken nodig is om taken te vervullen waarvoor de verantwoordelijke instantie op grond van deze wet of op grond van een op grond van deze wet uitgevaardigde verordening verantwoordelijk is. Het Bondsministerie is bevoegd om met toestemming van de Bondsraad de details van het verzamelen en gebruiken van gegevens bij wet te regelen. Met toestemming van de Bundesrat is het Bondsministerie ook bevoegd om bij wettelijk besluit de instelling en het onderhoud van registers te regelen, van waaruit de bevoegde autoriteiten de persoonsgegevens automatiseren die nodig zijn voor het toezicht op inrichtingen op grond van Section 11, lid 1, zin 1 nummer 8 letter d met wisselende locaties kan ophalen. In de registers mogen alleen de volgende persoonsgegevens worden opgeslagen:
1.
Gegevens voor het identificeren en contacteren van de houder van de vergunning op grond van artikel 11 lid 1 zin 1 nummer 8 letter d en de persoon die verantwoordelijk is voor de activiteit op grond van lid 1a zin 2 nummer 2,
2.
Gegevens voor de identificatie en toegankelijkheid van het bedrijf op grond van lid 1 zin 1 nummer 4 in samenhang met artikel 11 lid 1 zin 1 nummer 8 letter d en de eigenaar van het bedrijf,
3.
de inhoud van de vergunning op grond van artikel 11 lid 1 zin 1 nummer 8 letter d en eventuele aanvullende bepalingen alsmede het adres van de uitgevende instantie,
4.
Resultaten van uitgevoerde controles en namen van de personen die controleren,
5.
Op grond van de controle uitgevaardigde dwangbevelen en dwangmaatregelen alsmede een opgave van de mate waarin deze zijn nagekomen en
6.
de onweerlegbare afwijzing van een aanvraag tot verlening, intrekking en intrekking van een vergunning op grond van artikel 11 lid 1 zin 1 nummer 8 letter d.
Voor het overige blijven de federale wet op de gegevensbescherming en de wetten inzake gegevensbescherming van de deelstaten onaangetast.
(6 bis) De autoriteiten die volgens de staatswet verantwoordelijk zijn voor het toezicht op voedsel, het toezicht op diergeneesmiddelen en voor het verzamelen van gegevens in overeenstemming met de diergezondheidsvoorschriften over het verkeer van vee voor de melding en registratie van veehouderijen, geven de gegevens door voor het toezicht op grond van artikel 15 lid 1 zin 1 bevoegde autoriteit desgevraagd de voor de vervulling van hun taken benodigde gegevens. De gegevens mogen gedurende drie jaar worden bewaard. De periode begint aan het einde van het jaar waarin de gegevens zijn verzonden. Na de deadline moeten de gegevens worden verwijderd. Bewaartermijnen die voortvloeien uit andere wettelijke bepalingen blijven onaangetast. (7) Indien de bevoegde autoriteit aanzienlijke twijfels heeft over de vraag of in massa geproduceerde stalsystemen en stalfaciliteiten voor het houden van landbouwhuisdieren en bedwelmingsapparatuur en systemen die worden gebruikt bij het slachten, wanneer ze worden gebruikt zoals bedoeld, de eisen van deze wet alsmede de op grond van deze wet uitgevaardigde wettelijke regelingen, kan de fabrikant of leverancier worden opgedragen op eigen kosten een deskundig oordeel te geven van een in onderling overleg te benoemen onafhankelijk deskundige instantie of persoon, voor zover omdat hij niet afhankelijk is van het met goed gevolg afleggen van een vrijwillige test in overeenstemming met § 13a lid 1 van de uitgegeven wettelijke verordening. Zin 1 is niet van toepassing indien stalinrichtingen zijn goedgekeurd of gekeurd op grond van een verordening op grond van artikel 13a lid 2 of bedwelmingsinrichtingen of bedwelmingssystemen op grond van een verordening op grond van artikel 13a lid 5.
Onofficiële inhoudsopgave
Sectie 16a
(1) De bevoegde autoriteit vaardigt de bevelen uit die nodig zijn om vastgestelde schendingen op te heffen en toekomstige schendingen te voorkomen. In het bijzonder kan ze
1.
de maatregelen te gelasten die nodig zijn om in individuele gevallen aan de vereisten van § 2 te voldoen,
2.
een dier dat naar het oordeel van de officiële dierenarts is verwaarloosd wegens het niet voldoen aan de eisen van sectie 2 of ernstige gedragsstoornissen vertoont, bij de houder wordt weggehaald en op diens kosten zorgvuldig elders wordt ondergebracht totdat het dier is bewaard in overeenstemming met de vereisten van sectie 2 de houder is beveiligd; als het dier niet elders kan worden gehuisvest of als de houder, nadat de bevoegde autoriteit een termijn heeft gesteld, er niet voor kan zorgen dat het dier wordt gehouden in overeenstemming met de eisen van afdeling 2, kan de autoriteit het dier verkopen; de autoriteit kan het dier laten doden op kosten van de houder en pijn vermijden als de verkoop van het dier om juridische of feitelijke redenen niet mogelijk is of, naar het oordeel van de officiële dierenarts, het dier alleen kan voortleven met onoplosbare aanzienlijke pijn , lijden of schade ,
3.
degene die herhaaldelijk of op grove wijze het bepaalde in artikel 2, een bevel krachtens nummer 1 of een verordening krachtens artikel 2a heeft geschonden en daarbij aanzienlijke of langdurige pijn of lijden of aanzienlijke schade heeft toegebracht aan de door hem gehouden of verzorgde dieren, het houden of het verzorgen van dieren van een of alle soorten, of het afhankelijk stellen van het verkrijgen van een relevant bekwaamheidsbewijs, wanneer er feiten zijn die erop wijzen dat hij dergelijke strafbare feiten zal blijven plegen; op verzoek moet hij opnieuw dieren mogen houden of verzorgen als de reden voor het vermoeden van verdere overtredingen niet langer van toepassing is,
4.
het gelasten van het staken van dierproeven die worden uitgevoerd zonder de benodigde vergunning of in strijd met een verbod op grond van de dierenwelzijnswet.
(2) Het bevoegd gezag verbiedt de uitvoering van een op grond van artikel 8a, eerste of derde lid, te melden proefproject of een wettelijke regeling op grond van artikel 8a, vierde lid, dan wel het uitvoeren van een proefproject op grond van een wettelijke verordening op grond van artikel 8 lid 3 nummer 4 of artikel 8a lid 5 nr. 4 wijziging van een te melden proefproject, voor zover naleving van de bepalingen van deze wet die van toepassing zijn op het uitvoeren van dierproeven en de op grond van deze wet vastgestelde wettelijke regelingen niet is gewaarborgd en deze tekortkoming niet binnen een door de bevoegde autoriteit gestelde termijn is verholpen.
(3) De bevoegde autoriteit geeft de nodige bevelen om ervoor te zorgen dat:
1.
het gelasten van het staken van dierproeven, het verbieden van het uitvoeren van proefprojecten of het intrekken of intrekken van de vergunning voor een proefproject geen nadelige invloed heeft op het welzijn van de bij de dierproeven of proefprojecten gebruikte of bestemde dieren, en
2.
het verbod op het uitoefenen van een activiteit op grond van artikel 11 lid 1 zin 1 nummer 1 of de intrekking of intrekking van een vergunning op grond van artikel 11 lid 1 zin 1 nummer 1 heeft geen nadelige gevolgen voor het welzijn van de dieren in de inrichtingen die de respectieve activiteit of faciliteiten worden gehouden.
Sectie 16b
(1) Het federale ministerie stelt een commissie voor dierenwelzijn aan om ondersteuning te bieden op het gebied van dierenwelzijn. Alvorens verordeningen en algemene administratieve voorschriften overeenkomstig deze wet uit te vaardigen, moet het Bondsministerie de Dierenwelzijnscommissie horen (2) Het Bondsministerie is bevoegd om de details van de samenstelling, de benoeming van de leden, de taken en het beheer van de Animal Welfare Commission bij ordonnantie zonder de toestemming van de Bundesrat.
Sectie 16c
Het Bondsministerie is bij ordonnantie met toestemming van de Bundesrat gemachtigd voor personen, instellingen en bedrijven die dierproeven uitvoeren op gewervelde of koppotigen of die gewervelde dieren gebruiken in overeenstemming met 4, lid 3, evenals instellingen en bedrijven waarin gewervelde dieren of koppotigen worden gefokt of gehouden met het oog op verkoop aan derden,
1.
verplicht zijn om op gezette tijden informatie te verstrekken aan het bevoegd gezag
a)
Type, herkomst en aantal gebruikte dieren en
b)
het doel en de aard van de tests of ander gebruik, inclusief de mate van ernst overeenkomstig artikel 15, lid 1 van Richtlijn 2010/63/EU
melden en
2.
om de meldings- en doorgifteprocedure te regelen.
16d
Met toestemming van de Bundesrat vaardigt het federale ministerie de algemene administratieve voorschriften uit die nodig zijn voor de uitvoering van deze wet en de wettelijke verordeningen die op basis van deze wet zijn uitgevaardigd.
16e
Om de vier jaar legt de federale regering een rapport voor aan de Duitse Bondsdag over de stand van zaken op het gebied van dierenwelzijnsontwikkelingen.
16f
(1) De competente
relevante autoriteiten
1.
de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat een met redenen omkleed verzoek om informatie verstrekken en de nodige documenten verstrekken om deze in staat te stellen toezicht te houden op de naleving van de bepalingen inzake dierenwelzijn,
2.
onderzoekt de door de verzoekende autoriteit meegedeelde feiten en stelt haar in kennis van het resultaat van het onderzoek.
(2) De bevoegde autoriteiten verstrekken de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat, onder bijvoeging van de nodige documenten, de informatie die nodig is voor het toezicht in deze lidstaat, met name in het geval van overtredingen of vermoedelijke overtredingen van de dierenwelzijnsregelgeving. ) De bevoegde autoriteiten kunnen, voor zover dit nodig is voor de bescherming van de dieren of voorgeschreven door rechtshandelingen van de Europese Gemeenschap of de Europese Unie, gegevens verkregen tijdens het toezicht, de bevoegde autoriteiten van andere landen en andere lidstaten, het Federaal Ministerie, het Federaal Bureau voor Consumentenbescherming en Voedselveiligheid en de Notify the Commission van de Europese Gemeenschap of de Europese Unie.
§ 16g
(1) Het federale ministerie is verantwoordelijk voor de omgang met de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten en de Europese Commissie. Het kan deze bevoegdheid bij wettelijk bevel zonder toestemming van de Bundesrat overdragen aan het Federaal Bureau voor consumentenbescherming en voedselveiligheid en bij wettelijk bevel aan de bevoegde hoogste staatsautoriteiten met instemming van de Bundesrat. Verder kan zij in individuele gevallen, in overleg met de bevoegde hoogste staatsautoriteit, de bevoegdheid aan laatstgenoemde overdragen. De hoogste staatsautoriteiten kunnen de bevoegdheid aan andere autoriteiten overdragen overeenkomstig de zinnen 2 en 3. (2) Niettegenstaande lid 1, zin 1, in het geval van artikel 47, lid 5 van Richtlijn 2010/63/EU, omgaan met de bevoegde autoriteiten van andere Lidstaten en de Europese Commissie, het Federaal Instituut voor Risicobeoordeling, tenzij het Federale Ministerie zich het recht voorbehoudt om in individuele gevallen anders te doen.
§ 16u
De artikelen 16f en 16g zijn van overeenkomstige toepassing op staten die – zonder lidstaat te zijn – verdragsluitende staten zijn van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
16i
(1) Indien een maatregel van de bevoegde autoriteit, die betrekking heeft op het vervoer van dieren uit andere lidstaten, tussen haar en de beschikkingsgerechtigde wordt betwist, kunnen beide partijen het geschil wederzijds laten beslechten door de arbitrale uitspraak van een expert. Het geschil moet binnen een maand na kennisgeving van de maatregel worden voorgelegd aan een deskundige die is opgenomen in een door de Europese Commissie opgestelde lijst. De deskundige zendt het rapport binnen 72 uur terug (2) De bepalingen van de artikelen 1025 tot 1065 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing op de arbitrageovereenkomst en de arbitrageprocedure. De rechtbank in de zin van artikel 1062 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de bevoegde administratieve rechtbank, de rechtbank in de zin van artikel 1065 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de bevoegde Hogere Administratieve Rechtbank. In afwijking van artikel 1059 lid 3 zin 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moet het verzoek tot nietigverklaring binnen een maand bij de rechtbank worden ingediend.
16j
Administratieve procedures volgens deze wet kunnen in de deelstaten via een uniform orgaan worden afgehandeld.
elfde sectie
straf- en boetebepalingen
17
Iemand die
1.
doodt of doodt een gewerveld dier zonder goede reden
2.
een gewervelde
a)
van rauwheid significante pijn of lijden of
b)
langdurige of herhaalde significante pijn of angst
toebrengt
§ 18
(1) Elke persoon die opzettelijk of uit onachtzaamheid handelt in een administratieve overtreding
1.
zonder redelijke reden aanzienlijke pijn, lijden of schade toebrengt aan een gewerveld dier dat hij houdt, verzorgt of moet verzorgen;
2.
(afgevallen)
3.
een
a)
volgens § 2a of § 9 lid 2, 3, 4 of 6 zin 2, elk ook in verband met § 6 lid 1a zin 1 nummer 2, of
b)
volgens §§ 4b, 5 paragraaf 4, § 6 paragraaf 4, § 8a paragraaf 4 of 5 nummer 1, 2, 3 of nummer 4, § 9 paragraaf 1 en 5 zin 2, ook in verband met § 6 paragraaf 1a zin 1 nummer 2 of artikel 9 lid 6 zin 2, artikel 10 lid 2 zin 2, artikel 11 lid 3, artikel 11a lid 2, 3 zin 3 of lid 5, artikel 11b lid 4 nummer 2, artikel 12 lid 2, artikel 13 lid. 2 of 3, §§ 13a, 14 lid 2, § 16 lid 5 zin 1 of § 16c
in strijd is met de uitgevaardigde wettelijke regeling, voor zover voor een bepaald feit naar deze boetebepaling wordt verwezen,
4.
in strijd is met een verbod volgens § 3 zin 1,
5.
in strijd met § 4 lid 1 doodt een gewervelde,
5a.
in strijd met § 4 paragraaf 3 zin 2 doodt een hond, een kat of een primaat,
6.
in strijd met § 4a lid 1 een warmbloedig dier slacht,
7.
in strijd met § 5 lid 1 zin 1 voert een operatie uit zonder verdoving of zonder
om dierenarts te zijn, in tegenstelling tot § 5 paragraaf 1 zin 2, voert een verdoving uit,
8e.
een verbod op grond van 6, lid 1, zin 1 overtreedt of ingrijpt in strijd met 6, lid 1, zin 3,
9.
(afgevallen)
9a.
in strijd met § 6 lid 1a zin 2 of zin 3 tweede halve zin niet, niet correct, niet volledig of niet tijdig gerapporteerd,
10
in tegenstelling tot § 6 paragraaf 2 gebruikte elastische ringen,
11.
dierproeven uitvoert in strijd met § 7a lid 3 of 4 zin 1,
12.
voert experimenten uit op gewervelde dieren zonder de vergunning vereist op grond van artikel 8 lid 1 zin 1,
13.
(afgevallen)
14
(afgevallen)
15
(afgevallen)
16
(afgevallen)
17
in afwijking van artikel 9 lid 6 zin 1 nummer 1 letter b, ook in samenhang met artikel 6 lid 1a zin 1 nummer 1, niet waarborgt dat aan het bepaalde in artikel 7 lid 1 zin 3 wordt voldaan,
18
(afgevallen)
19
(afgevallen)
20
een activiteit verricht zonder de op grond van artikel 11, eerste lid, zin 1 vereiste vergunning of een aan een dergelijke vergunning verbonden afdwingbare voorwaarde schendt,
20a.
in strijd is met een uitvoerbaar bevel op grond van artikel 11 lid 5 zin 6 of artikel 16a lid 1 zin 2 nummer 1, 3 of nummer 4 of lid 2 of 3,
20b.
in afwijking van artikel 11 lid 6 zin 1 juncto een verordening ex artikel 11 lid 6 zin 2 punt 1 een melding niet, niet correct, niet volledig of niet tijdig is gedaan,
21
(afgevallen)
21a.
in tegenstelling tot § 11a paragraaf 4 zin 1 introduceert een gewervelde,
22
fokt gewervelde dieren in strijd met § 11b lid 1 of verandert ze door middel van biotechnische maatregelen,
23
in strijd met § 11c een gewerveld dier geeft aan kinderen of jongeren tot 16 jaar,
24
(afgevallen),
25
in tegenstelling tot § 13 paragraaf 1 zin 1 gebruikt een apparaat of een stof,
25a.
In afwijking van § 16 lid 1a zin 1, wordt een melding niet, niet correct, niet volledig of niet tijdig gedaan,
26
in strijd met 16, lid 2, informatie niet of onjuist of onvolledig verstrekt of in strijd is met een gedoog- of medewerkingsplicht in overeenstemming met 16, lid 3, zin 2, ook in combinatie met een verordening in overeenstemming met 16 (5 ) zin 2 nr. 3 of
27
(afgevallen).
(2) Een ieder die, afgezien van de gevallen van lid 1 nummer 1, een dier zonder geldige reden aanzienlijke pijn, lijden of schade toebrengt, is eveneens een administratieve overtreding.
(3) Een ieder die opzettelijk of uit onachtzaamheid handelt, handelt ook in een bestuursrechtelijk misdrijf
1.
in strijd is met een rechtstreeks toepasselijke bepaling in rechtshandelingen van de Europese Gemeenschap of de Europese Unie, waarvan de inhoud:
a)
Lid 1 nummers 4 tot en met 8, 11, 12, 17, 22 en 25 komt overeen met het genoemde gebod of verbod, voor zover een wettelijk besluit op grond van artikel 18a nr. 1 voor een bepaald feit naar deze boetebepalingen verwijst,
b)
Paragraaf 1 nummer 9a, 10, 21a, 23 en 25a komt overeen met het gespecificeerde gebod of verbod, voor zover een wettelijke verordening op grond van § 18a nr. 2 verwijst naar deze boetebepaling voor een specifiek misdrijf, of
2.
in strijd is met een rechtstreeks toepasselijke bepaling in rechtshandelingen van de Europese Gemeenschap of de Europese Unie, waarvan de inhoud overeenkomt met een verordening waaraan het bepaalde in lid 1
a)
nr. 3 letter a, voor zover een verordening ex artikel 18a nr. 1 voor een bepaald feit naar deze boetebepaling verwijst,
b)
nr. 3 letter b, voor zover een verordening ex artikel 18a nr. 2 voor een bepaald feit naar deze boetebepaling verwijst.
(4) In het geval van subsectie 1 nummers 1 en 3 letter a, nummers 4 tot 8, 11, 12, 17, 20, 20a, 22 en 25, subsectie 2 en subsectie 3 nummer 1 letter a en nummer 2 letter a met een boete van maximaal vijfentwintigduizend euro, in de overige gevallen een boete van maximaal vijfduizend euro.
Sectie 18a
Het Bondsministerie is bevoegd, voor zover dit nodig is om de rechtshandelingen van de Europese Gemeenschap of de Europese Unie te handhaven, om zonder toestemming van de Bundesrat bij wet de feiten aan te wijzen die als administratieve overtredingen worden aangemerkt
1.
Artikel 18 (3) nr. 1 letter a of nr. 2 letter a of
2.
Artikel 18 (3) nr. 1 letter b of nr. 2 letter b
kan worden vervolgd.
§ 19
(1) Dieren waarnaar wordt verwezen:
1.
een strafbaar feit op grond van de artikelen 17, 20 lid 3 of 20a lid 3 of
2.
een administratieve overtreding volgens § 18 paragraaf 1 nummer 1 of 3, voor zover de administratieve overtreding een ordonnantie is volgens §§ 2a, 5 paragraaf 4, § 9 paragraaf 1 tot 3, 4 zin 2 of paragraaf 6 zin 2, § 11b lid 4 nummer 2 of artikel 12 lid 2 nummer 4 of 5 heeft betrekking op nummer 4, 8, 12, 17, 20a, 21a, 22 of nummer 23
betrekking heeft, kan in beslag worden genomen.
(2) Bovendien kunnen dieren in beslag worden genomen die onderworpen zijn aan een administratieve overtreding
1.
volgens 18 (3) nr. 1, voor zover de administratieve overtreding een rechtstreeks toepasselijke bepaling is in rechtshandelingen van de Europese Gemeenschap of de Europese Unie
van toepassing is, waarvan de inhoud overeenkomt met een in artikel 18 lid 1 nummer 4, 8, 12, 17, 21a, 22 of nummer 23 bepaald vereiste of verbod,
2.
op grond van Section 18 lid 3 nr. 2, voor zover het bestuursdelict betrekking heeft op een rechtstreeks toepasselijke bepaling in rechtshandelingen van de Europese Gemeenschap of de Europese Unie, de inhoud van een wettelijke verordening volgens 2a, 5 lid 4, 9 Paragrafen 1 tot 4 of paragraaf 6 zin 2, § 11b paragraaf 4 nummer 2 of § 12 paragraaf 2 nummer 4 of 5.
20
(1) Als iemand is veroordeeld voor een onrechtmatige daad op grond van artikel 17 of niet wordt veroordeeld omdat zijn of haar onbekwaamheid is bewezen of niet kan worden uitgesloten, kan de rechter hem verbieden het houden, verzorgen, verhandelen of anderszins beroepsmatig uitoefenen van omgaan met dieren van welke soort dan ook of een bepaald type verbieden voor een periode van één jaar tot vijf jaar of voor altijd als er een risico bestaat dat hij zal doorgaan met het plegen van een onwettige handeling op grond van artikel 17. (2) Het verbod wordt van kracht wanneer het vonnis of de strafbeschikking wordt definitief. De tijd dat de overtreder in een inrichting wordt vastgehouden, wordt niet meegerekend in de verbodsperiode. Indien er na het bevel van het verbod reden is om aan te nemen dat het risico dat de overtreder zich op grond van artikel 17 zal begaan niet meer bestaat, kan de rechter het verbod opheffen indien het ten minste zes maanden heeft geduurd.(3 ) Wie een verbod op grond van lid 1 overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of met geldboete.
Sectie 20a
(1) Als er dringende redenen zijn om aan te nemen dat een verbod zal worden gelast op grond van artikel 20, kan de rechter een bevel uitvaardigen dat de beschuldigde verbiedt om dieren van een of een specifieke soort te houden, te verzorgen, te verhandelen of anderszins professioneel te hanteren (2) Het voorlopige verbod overeenkomstig lid 1 wordt opgeheven indien de reden ervan niet meer van toepassing is of indien de rechter geen verbod oplegt overeenkomstig artikel 20 in het vonnis of in de strafbeschikking. (3) Hij die een verbod op grond van lid 1 overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf tot een jaar of geldboete.
twaalfde sectie
Overgangs- en slotbepalingen
§ 21
(1) Uiterlijk op 31 december 2018 is in afwijking van artikel 5 lid 1 zin 1 anesthesie niet vereist voor castratie van mannelijke varkens jonger dan acht dagen, mits er geen bevindingen zijn die afwijken van de normale anatomische toestand. De Bondsregering dient uiterlijk op 31 december 2016 een rapport in bij de Duitse Bondsdag over de stand van de ontwikkeling van alternatieve procedures en methoden voor het castreren van biggen zonder verdoving (1a) In afwijking van eind 31 december 2018 van artikel 5 lid 1 zin 1, een verdoving is niet vereist voor het merken van paarden door middel van dijbranding.(2) (uitgevallen)
(3) In het geval van dierproeven volgens 7, lid 2, clausule 1, ook in verband met clausule 2,
1.
goedkeuring heeft aangevraagd vóór 13 juli 2013 in overeenstemming met de bepalingen van deze wet in de versie die van toepassing was tot 13 juli 2013, in overeenstemming met de vereisten van artikel 8, lid 2 of
2.
de uitvoering ervan vóór 13 juli 2013 volgens de bepalingen van deze wet in de versie die geldig is tot 13 juli 2013 en waartegen geen bezwaar is gemaakt door de bevoegde autoriteit
6 tot 10 tot 1 januari 2018 blijven de bepalingen van deze wet in de versie geldig tot 13 juli 2013 van toepassing.
(4) De vergunning op grond van 11 lid 1 zin 1 nummers 1 en 2 is van toepassing op die
1.
die op 12 juli 2013 een vergunningplichtige activiteit verricht in de zin van voornoemde regelgeving en
2.
aan wie, voor zover het een vergunningplichtige activiteit betreft op grond van deze wet in de versie die gold tot 13 juli 2013, voor 13 juli 2013 een overeenkomstige vergunning is verleend
zoals voorlopig toegekend. De voorlopige vergunning verloopt
1.
indien voor 1 januari 2014 geen definitieve vergunning is aangevraagd, of
2.
bij een tijdige aanvraag wanneer de beslissing op de aanvraag niet-beroepsmatig wordt.
(4a) Artikel 11 lid 1 zin 1 nummer 5 is van toepassing met ingang van 1 augustus 2014. (4b) Artikel 11 lid 1 nummer 8 letter f is van toepassing met ingang van 1 augustus 2014.
(5) Totdat een verordening is uitgevaardigd op grond van 11 lid 2 of 6 zin 2, blijven 11 lid 1 zinnen 2 en 3, leden 2, 2a, 5 en 6 in de versie geldig tot 13 juli 2013 van toepassing met het voorbehoud, dat
1.
degenen die dieruitwisselingen uitvoeren, moeten vanaf 1 augustus 2014 ook voldoen aan de vereisten van artikel 11 lid 2 nummer 1 in de hierboven beschreven versie en
2.
vanaf 1 augustus 2014 moet iedereen die handelt in gewervelde dieren, anders dan landbouwhuisdieren, ervoor zorgen dat wanneer een gewerveld dier van een bepaalde soort voor het eerst met het dier wordt overgedragen aan de respectieve toekomstige eigenaar van het dier
schriftelijke informatie over de essentiële behoeften van het dier, met name met betrekking tot de juiste voeding en verzorging, alsmede de accommodatie die is aangepast aan zijn gedrag en passende lichaamsbeweging; dit geldt niet voor de afgifte aan de houder van een vergunning op grond van artikel 11 lid 1 zin 1 nummer 3 letter b in de hiervoor bedoelde versie.
Totdat op grond van artikel 11 lid 2 zin 1 nr. 1 een verordening is verleend, moet in het kader van artikel 11 lid 5 zin 5 worden vastgesteld of de aanvrager voldoet aan de eisen van artikel 11 lid 1 zin 2 en 3 in de versie die gold tot en met 13 juli 2013 versie heeft voldaan.
(6) Artikel 11 (8) is van toepassing vanaf 1 februari 2014.
Sectie 21a
Wettelijke verordeningen op grond van deze wet kunnen ook worden uitgevaardigd ter uitvoering van rechtshandelingen van de Europese Gemeenschap of de Europese Unie op het gebied van dierenwelzijn.
Artikel 21b
Het Bondsministerie is bevoegd om verwijzingen naar verordeningen in rechtshandelingen van de Europese Gemeenschap of de Europese Unie in deze wet of in op grond van deze wet uitgevaardigde verordeningen met instemming van de Bundesrat te wijzigen, voor zover dit nodig is om aanpassen aan wijzigingen in deze regelgeving.
artikel 21c
(1) De autoriteit die verantwoordelijk is op grond van artikel 13a, derde lid, ook in samenhang met een verordening op grond van lid 4, heft vergoedingen en kosten voor individueel toerekenbare openbare diensten op grond van deze wet of op grond van deze wet uitgevaardigde verordeningen. 2) Het Bondsministerie is bevoegd om bij wettelijk besluit, waarvoor geen toestemming van de Bondsraad vereist is, de feiten vast te stellen die onderworpen zijn aan een vergoeding en om te voorzien in vaste tarieven of kadertarieven. De honoraria dienen zodanig te worden berekend dat de personele en materiële kosten verbonden aan de individueel toewijsbare overheidsdiensten gedekt zijn. Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding moet ook rekening worden gehouden met de inspanning die gemoeid is met het samenwerken van de betrokken testfaciliteiten. De te vergoeden kosten kunnen in afwijking van de federale vergoedingenwet worden geregeld.
Sectie 21d
Wettelijke verordeningen volgens deze wet kunnen worden afgekondigd in het Staatsblad, in afwijking van § 2 lid 1 van de bekendmakings- en aankondigingswet.
Artikel 20a van de basiswet
De staat beschermt de natuurlijke fundamenten van leven en dieren binnen het kader van de constitutionele orde door middel van wetgeving en, in overeenstemming met wet en recht, door uitvoerende macht en rechterlijke macht, ook als een verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties.
Federaal Hof van Justitie – Arrest over de veehouderijclausule in de huurovereenkomst
Huurders mogen balkons aanpassen om huisdieren te beschermen
Veehouderij – recht op een vergunning
Katten mogen in gehuurde appartementen worden gehouden
Grotere dieren mogen zonder vergunning worden toegelaten
Verbod op het houden van honden en katten in huurovereenkomst voorwaarden
Eigendom van huisdieren door mensen met een handicap
Het houden van katten door de huurder: verboden ondanks langdurige tolerantie
Planten op het balkon plaatsen en een kat in een stadsappartement houden als contractueel gebruik
Een kat houden in een gehuurd appartement
Over de toelaatbaarheid van het verbod op het houden van huisdieren
Voor het houden van huisdieren in een gehuurd appartement
Dieren houden in een gehuurd appartement – verbeurdverklaring van de voorlopige voorziening
veehouderij
Effectief verbod op het houden van katten in de huurovereenkomst
Beëindiging wegens ongeoorloofd kattenbezit
Aantal katten in een condominium
Kattennetten op het balkon
Alleen met toestemming: bescherming voor dieren op balkons
Kattennet op loggia
Katten en andermans eigendom / huisregels
Katten in de tuin van de buren
Eigendomsbeperking door vrij rondlopende katten
remmen voor dieren
Kat tegen autolak
Vrijspraak voor reddingsoperatie
Gemeente mag buitenvoederen verbieden
Voederverbod voor zwerfdieren
Compensatie voor dakloze dieren
Behandelingskosten voor gewonde kat
Kat dood – hond gevaarlijk in de zin van de staatshondenwet
Kattenvlooienplaag is reden voor ontslag!
kattendeur
In beslag genomen wrede vechthond kan worden afgemaakt
Aan het recht om een hond te mogen houden in een gehuurd appartement
Verontrustend blaffende hond
Wet hoge hondenbelasting
honden op vakantie
Honden en katten in het hotel
Bezoekregeling voor dierenslachtoffers van echtscheiding?
Tierheilpraktiker – Geen beschermde titel
Rechtbank: Goedkoop – dierenartsen schenden beroepsplichten
Dierenarts niet bereikbaar ondanks spoeddienst – €5.000 boete.
Advocaten ontdekken dieren als cliënten
Omkering van de bewijslast bij het kopen van een kat
Dierenwelzijn geldt ook voor ernstig zieke dieren
Een online databank van de staatsambtenaren voor dierenwelzijn van Hessen voor onderzoek naar dierenwelzijnszaken vindt u hier: http://www.tierschutz- judgements.de/index.php
Rechtbank: arrest van het Federale Hooggerechtshof van 13 november 2007 (referentienummer: VIII ZR 340/06)
Veehouderij in gehuurde appartementen
Met een arrest van 13 november 2007 (referentienummer: VIII ZR 340/06) heeft het Federale Hof van Justitie het houden van dieren in gehuurde appartementen gemakkelijker gemaakt.
Volgens deze bepaling is een beding volgens welke alle veehouderij, met uitzondering van siervogels en siervissen, afhankelijk is van de toestemming van de verhuurder, niet effectief. Volgens de rechtbank maken kleine dieren deel uit van het contractuele gebruik van een gehuurd appartement. Hierdoor hoeven huurders niet langer de toestemming van de verhuurder te vragen om deze te behouden. Bij het houden van honden en katten daarentegen staat het afwegen van alle belangen voorop. Volgens de mening van de Duitse Vereniging van Huurders heeft het Bundesgerichtshof een uitspraak uit 1993 bevestigd, volgens welke het houden van huisdieren in principe niet verboden mag worden. Trouwens, exotische dieren zoals slangen, apen en spinnen worden niet als huisdieren beschouwd. Het is daarom verboden ze binnen te houden.
Rechtbank Keulen AZ: 222 C 227/01
Huurders mogen balkons aanpassen om huisdieren te beschermen
Volgens een uitspraak van de rechtbank van Keulen mogen huurders een vangnet aan hun balkon bevestigen, zodat hun kat niet kan ontsnappen of vallen. De rechtbank verwierp daarom de rechtszaak van een verhuurder om het vangnet op de tweede verdieping van een flatgebouw te verwijderen.
Huurders zouden in principe de toestemming van hun verhuurder moeten hebben als zij wijzigingen aan het gehuurde aanbrengen. Volgens de rechters in Keulen is het niet beslissend of de huurders vooraf toestemming hebben gevraagd of dat de verhuurder uitdrukkelijk heeft ingestemd of niet, of de verhuurder te goeder trouw verplicht was om in ieder geval in te stemmen met het aanbrengen van het vangnet.
De tribunes waaraan de huurders het veiligheidsnet ophingen, waren vastgeschroefd aan de balustrade. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze schroefverbindingen weer worden verwijderd zonder het gehuurde te hinderen. Verder stoort het vangnet dat de huurders hebben aangebracht niet: het is geen lelijk, in het oog springend systeem, zoals de verhuurder beweerde, maar eerder nauwelijks herkenbaar.
Rechtbank: uitspraak LG Wuppertal van 25 november 1997 (10 S 383/77)
Veehouderij – recht op een vergunning
In veel huurcontracten staat dat het houden van honden en katten vooraf moet worden goedgekeurd door de verhuurder.
De LG Wuppertal ziet dit iets genereuzer. Het houden van dieren hoeft niet te worden goedgekeurd als het dier geen schade berokkent aan de verhuurder of andere huurders.
Ook als de vergunning niet wordt verkregen, hoeft het dier niet te worden afgevoerd als de verhuurder verplicht is de vergunning af te geven.
Rechtbank: AG Hamburg, datum: 15 augustus 1995, AZ: 47 C 520/95
Katten mogen in gehuurde appartementen worden gehouden
Katten mogen in gehuurde appartementen worden gehouden. Dit geldt ook als de verhuurder volgens de huurovereenkomst mag beslissen over het houden van huisdieren. Hij is niet helemaal vrij in zijn beslissing, maar mag de huurder alleen maar iets ontzeggen wat het leven in het appartement voor hem met een goede reden veel aangenamer zou kunnen maken. De rechtbank van Hamburg kon zo’n geldige reden niet vinden om de huurder een kat te weigeren. Katten zouden, mits ze op een gepaste manier gehouden worden, bijna geen invloed hebben op het goed samenleven van de huurders in het huis en de verhuurder zou ook geen nadelen hoeven te vrezen. Daarom moest hij de huurder goedkeuren om een kat te houden.
Rechtbank: Arrondissementsrechtbank Bremen (7 C 240/2005)
Grotere dieren mogen zonder vergunning worden toegelaten
Het houden van een hond of kat in een gehuurd appartement kan ook worden toegestaan zonder toestemming van de verhuurder. Dit wordt verklaard door de Duitse Vereniging van Huurders in Berlijn en verwijst naar een uitspraak van de rechtbank van Bremen.
Dit geldt in ieder geval als de huurovereenkomst geen veehouderijbeding bevat of niet geldig is. Voorafgaande uitdrukkelijke goedkeuring is dus niet vereist als de clausule in de huurovereenkomst te ver gaat.
In de zaak (Ref.: 7 C 240/2005) werden een kat, een kleinere hond en een grotere hond vastgehouden in een gehuurd appartement. De huurovereenkomst vereiste uitdrukkelijke toestemming om dieren te houden. Volgens de huurdersvereniging heeft de rechtbank deze clausule als ondoeltreffend bestempeld, omdat niet elke veehouderij moet worden goedgekeurd – kleine dieren zijn bijvoorbeeld altijd toegestaan.
Zonder een effectieve regeling in de huurovereenkomst geldt echter het volgende principe: Het houden van honden en katten is een fundamenteel onderdeel van het contractuele gebruik van een huurappartement en vereist geen toestemming van de verhuurder. Desalniettemin moesten de twee honden in de zaak uit het appartement worden verwijderd. Want het recht om dieren in huis te mogen houden wordt beperkt door de verplichting om de rust in huis te bewaren.
Rechtbank: Kantongerecht Keulen van 13 juli 1995, 222 C 15/95, JW-RR 1995, 1416
Verbod op het houden van honden en katten in huurovereenkomst voorwaarden
In een juridisch geschil tussen een wooncoöperatie en een huurder was de effectiviteit van het formulierclausule § 3 van het huurcontract belangrijk: “Het lid verbindt zich ertoe geen katten of honden te hebben
De rechtbank van Keulen achtte deze clausule onverenigbaar met § 9 AGBG en daarom niet effectief. Naar het oordeel van de rechtbank moet het houden van honden en katten in gehuurde appartementen worden toegeschreven aan het contractuele gebruik voor woondoeleinden. Het begrip huisvesting omvat de gehele levensstijl van de huurder in al zijn vormen en met al zijn behoeften.Voor het gebied van flatgebouwen, ook in stedelijke gebieden, wordt erkend dat het houden van een hond of een kat als normale inhoud moet worden beschouwd. Met verwijzing naar de meest recente jurisprudentie van het Bundesverfassungsgericht over de grondwettelijk beschermde Met betrekking tot het eigendomsrecht van de huurder van het gehuurde appartement, kwam de rechtbank van Keulen tot de conclusie dat het houden van honden en katten niet alleen deel uitmaakt van het leven in flatgebouwen, maar ook in gehuurde appartementen en vormt dus contractueel gebruik in huurovereenkomsten voor appartementen het houden van honden en katten benadeelt de huurder onredelijk ten opzichte van de biedingen te goeder trouw, aangezien het teruggaat naar het doel van het contract.
Hof: Baai. Hooggerechtshof Ref.: 2ZBR81/01
Eigendom van huisdieren door mensen met een handicap
In individuele gevallen is het toegestaan voor mindervaliden om een huisdier in het appartement te houden, ook als dit uitdrukkelijk verboden is in de huisregels. De rechters van de Beierse Hogere Regionale Rechtbank oordeelden in het voordeel van een werkloze die werd beschuldigd van thalidomideschade. Ondanks het verbod had ze een teckel in het appartement gehouden en veroorzaakte ze ongenoegen bij de buren door zijn geblaf. De rechters volgden de argumenten van de beklaagden. De vrouw verwijst naar het feit dat ze door haar handicap aan huis gebonden was en weinig contact had met andere mensen. Volgens de Basiswet kunnen de huisgenoten het hondenverbod niet afdwingen, betoogden de rechters.
Rechtbank: AG Aken, datum: 1992-03-13, Az: 81 C 459/91, NK: BGB §90a, BGB §535
Het houden van katten door de huurder: verboden ondanks langdurige tolerantie
- Ook als een verhuurder niet de in de huurovereenkomst voorziene toestemming heeft gegeven, kan hij van een huurder die vijf jaar lang twee katten in zijn appartement heeft gehouden niet zonder bezwaar eisen dat hij de dieren verwijdert, tenzij hij of de medehuurders in onaanvaardbaar verstoord door de veehouderij.
Bron: NJW-RR 1992, 906-907 (ST), ZMR 1992, 454 (LT), WuM 1992, 601 (LT)
Rechtbank: AG Schöneberg, datum: 1990-01-22, Az: 6 C 550/89, NK: BGB §550, BGB §242, AGBG §9
Planten op het balkon plaatsen en een kat in een stadsappartement houden als contractueel gebruik
- Een beding in een standaard huurovereenkomst dat het niet toestaat om bloempotten buiten op balkons te plaatsen, wordt als ongeldig beschouwd indien de veiligheid van de balkonreling of andere delen van het huis, alsmede die van voorbijgangers en huisgenoten, niet in gevaar is. Het plaatsen van een klimplant op het balkon vormt geen contractbreuk in de zin van BGB §550.
- Een verbod op het houden van dieren die in een huurovereenkomst zijn opgenomen, rechtvaardigt niet het verbod op het houden van een kat die geen beperkingen veroorzaakt. Volgens vaste jurisprudentie behoort het houden van een kat tot het normale woongebruik, ook in stedelijke gebieden.
Bron: MM 1990, 192-193(ST)
Rechtbank: AG Sinzig, datum: 1989-11-14, Az: 7 C 334/89, NK: BGB §535, BGB §§535ff
Een kat houden in een gehuurd appartement
Een verhuurder moet akkoord gaan met het houden van twee gecastreerde katten in het gehuurde appartement, zelfs als de huurders fulltime werken, als een op het ras afgestemde kattenhouderij is gegarandeerd.
Bron: NJW-RR 1990, 652 (ST)
Rechtbank: AG Bonn, datum: 1987-05-05, Az: 6 C 101/87, NK: BGB §535, BGB §550
Over de toelaatbaarheid van het verbod op het houden van huisdieren
- Indien individuele huurders honden en katten houden met stilzwijgende tolerantie of zelfs met toestemming van de verhuurder, moeten concrete stoornissen veroorzaakt door de respectieve dieren worden uitgelegd om deze huurders te verbieden hun huisdieren te blijven houden.
Bron: WuM 1987, 213 (KT)
Rechtbank: AG Offenbach, datum: 1985-06-12, Az: 34 C 705/85, NK: BGB §535
Voor het houden van huisdieren in een gehuurd appartement
- Tenzij in de huurovereenkomst anders is overeengekomen, is huurder gerechtigd de gebruikelijke huisdieren zoals honden en katten in zijn gehuurde appartement te houden. In dit geval is het houden van een hond of een kat nu onderdeel van de algemene levensstijl en het contractuele gebruik van het gehuurde appartement, zolang het houden van het dier geen overlast veroorzaakt.
Bron: ZMR 1986, 57-58 (ST1)
Rechtbank: AG Hamburg-Harburg, datum: 1982-11-25, Az: 613 C 452/82, NK: BGB §550, BGB §242
Dieren houden in een gehuurd appartement – verbeurdverklaring van de voorlopige voorziening
- Als niemand in huis last heeft van het houden van een kat en de verhuurder al negen maanden weet van de veehouderij
g, zijn vordering tot voorlopige voorziening tegen het houden van katten op grond van een contractuele overeenkomst volgens BGB 242 vervalt.
Bron: WuM 1983, 236-236 (S1)
Rechtbank: AG Dortmund, datum: 1979-10-11, Az: 122 C 467/79, NK: BGB §535, GG Art 2
veehouderij
- Het recht van huurder om een niet storend huisdier (kat) te houden kan niet worden uitgesloten. Het houden van zo’n dier maakt deel uit van de beschermde vrije ontwikkeling van de persoonlijkheid.
Bron: WuM 1980, 206-206 (S1)
Rechtbank: AG Hamburg, datum: 1991-04-16, Az: 46 C 224/91, NK: BGB §535, BGB §242
Effectief verbod op het houden van katten in de huurovereenkomst
- Een kat die door een huurder is gekocht in strijd met het voorbehoud van akkoord van de verhuurder, moet worden verwijderd.
Bron: NJW-RR 1992, 203-204 (LT)
Rechtbank: LG Berlin van 13 juli 1998, 62 S 91/98, ZMR 1999, 28
Beëindiging wegens ongeoorloofd kattenbezit
Indien in een huurovereenkomst is overeengekomen dat voor het houden van dieren door de huurder schriftelijke toestemming van de verhuurder nodig is, kan de verhuurder de huur opzeggen als de huurder ondanks een waarschuwing zonder toestemming dieren blijft houden (hier het houden van katten in een flatgebouw). De huurder kan alleen tegenwerpen dat het verzoek van de verhuurder om geen dieren te houden rechtsmisbruik oplevert. Daar waren echter geen aanwijzingen voor in de door de Berlijnse rechtbank te beslissen zaak.
Rechtbank: Hof van Beroep Berlijn, Az: 24 W 1012/97
Aantal katten in een condominium
Hoeveel katten kunnen er eigenlijk in een condominium worden gehouden? Hier is geen wettelijke regeling voor, maar de gemeenschap van appartementseigenaren kan bij huisregels of bij besluit een maximum stellen. Bijvoorbeeld: Maximaal 3 katten en 2 honden of iets dergelijks. In de besloten zaak had een appartementseigenaar tot 14 katten en ook jonge katten gehuisvest in een appartement van 105 vierkante meter. Hoewel er geen specifieke geuren of geluiden waren, moest de eigenaar het aantal katten in het appartement terugbrengen tot het aantal dat door de gemeenschap van eigenaren was bepaald.
Rechtbank Wiesbaden AZ: 93 C 3460/99-25
Kattennetten op het balkon
Mag een huurder een kattennet voor zijn balkon spannen? Niet zonder toestemming van de verhuurder. En de toestemming van de verhuurder om huisdieren in het appartement te houden, houdt niet automatisch de goedkeuring van een kattennet op het balkon in. De rechtbank van Wiesbaden oordeelde dat de verhuurder deze aantasting van het gevelbeeld niet hoeft te dulden. De huurder had vooraf toestemming moeten krijgen.
Alleen met toestemming: bescherming voor dieren op balkons
Veiligheidsnetten ter bescherming van huisdieren mogen alleen met toestemming van de verhuurder aan het balkon worden bevestigd. Dit meldt het tijdschrift “Mensch und Tier” (uitgave 03/2000), uitgegeven door de Duitse dierenwelzijnsorganisatie in München, onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank van Wiesbaden (Az.: 93 c 3460/99-25). In de onderhavige zaak had een huurder een vangnet voor zijn balkon aangebracht om zijn kat te beschermen tegen vallen. De aanblik stoorde zijn huisbaas echter, die vervolgens een rechtszaak aanspande en gelijk had, aldus het tijdschrift. De Hogere Regionale Rechtbank van de Palts in Zweibrücken had eerder een soortgelijk vonnis gewezen (Az.: 3 W 44/98). gms
Rechtbank: OLG Zweibrücken van 9 maart 1998, 3 W 44/98
Kattennet op loggia
De eigenaar van een condominium installeerde een kattennet op zijn loggia om te voorkomen dat zijn huisdier de woonkamer zou verlaten. Vanwege de visuele beperking zag het Hooggerechtshof van Zweibrücken dit als een structurele wijziging van het gemeenschappelijke eigendom, waarvoor de toestemming van alle appartementseigenaren vereist was. Omdat er geen unaniem besluit was genomen door de vergadering van eigenaren van het appartement, moest de kattenliefhebber het beschermingsmiddel weer verwijderen.
Rechtbank: BayObLG-beslissing van 9 februari 1994 (2 ZR 127/93)
Katten en andermans eigendom / huisregels
Altijd een populair onderwerp van controverse: Mag Mieze het eigendom van iemand anders betreden? Niet zo gemakkelijk! Dat is althans wat de Beierse Hogere Regionale Rechtbank denkt.
In de huisregels van een condominium kan worden bepaald dat iedere appartementseigenaar verplicht is huisdieren zo te houden dat deze niet vrij kunnen rondlopen in de buitenvoorzieningen en in het huis en de appartementen en tuinen van de andere eigenaren niet kunnen betreden. Bij overtreding kan de veehouderij na mislukte waarschuwingen door de beheerder worden verboden. Conclusie: hopelijk kunnen de viervoeters de huisregels lezen!
Rechtbank Mannheim AZ 9 C 5/84
Katten in de tuin van de buren
De rechtbank van Mannheim verklaarde onder meer dat de kat altijd tot de natuurlijke leefomgeving van de mens heeft behoord (sinds de kruistochten in Duitsland).
Het houden ervan maakt deel uit van de algemene manier van leven en is daarom over het algemeen voor iedereen toegestaan. je natuurlijke instinct volgen
de huiskat verlaat het huis en de tuin van de eigenaar wanneer deze vrij is en hoe kleiner de eigendommen van de eigenaar en de buren, hoe vaker hij de eigendommen van de buren binnendringt. Omdat dit gedrag gebaseerd is op de wilde natuur die daarin als roofdier optreedt, oordeelde de rechtbank dat het binnendringen van de huiskat in eigendommen van derden geen strafbaar feit is volgens § 1004 BGB, zelfs als de kat daar af en toe uitwerpselen uitscheidt . Dit natuurlijke gedrag van het dier vormt dus geen ontoelaatbare verstoring door de katteneigenaar, maar is slechts een door de eigenaar te accepteren aantasting van het eigendom, die kan worden toegeschreven aan natuurlijke processen en daarom moet worden geaccepteerd.
Rechtbank: AG Neu-Ulm d.d. 3 november 1998, 2 C 947/97, ZAP EN nr. 578/99
Eigendomsbeperking door vrij rondlopende katten
Het betreden van een eigendom door katten kan al worden gezien als een inbreuk op het eigendom, die de eigenaar van het pand van zijn buurman kan eisen om te verwijderen. Vanuit het oogpunt van de relatie tussen buren en gemeenschap, moet een eigenaar van een onroerend goed echter de vrije uitloop van slechts één kat tolereren. Er is echter een recht om zich te verdedigen tegen intimidatie door verschillende katten van de buren.
remmen voor dieren
Binnen de bebouwde kom is remmen voor een kat ook toegestaan. Anders dan op de openbare weg, waar de chauffeur altijd een afweging moet maken tussen het leven van het dier en de kans op een ongeval. In de stad hoeft echter niemand een kat aan te rijden, alleen maar omdat een volgende verkeersdeelnemer onoplettend kan zijn. De rechtbank van Paderborn kwam tot deze beslissing (AZ 5 S 181/00). Een chauffeur in Bredenborn, Oost-Westfalen, heeft de man voor hem aangereden nadat hij geremd had vanwege een kat. Met zijn uitspraak verplichtte de rechtbank de aansprakelijkheidsverzekering van de vrouw tot vergoeding van de schade van DM 10.000,00. Vooral op landelijk ingerichte plekken moet je constant rekening houden met huisdieren op straat.
Rechtbank: Arrondissementsrechtbank van Celle, Az: 16 C 187/97
Kat tegen autolak
Kan een kat die over een autodak loopt, diepe krassen achterlaten op de lak? Dat beweerde althans een Porsche-coureur. Hij zag de kat van een buurman over zijn geparkeerde auto lopen. Diepe krassen in het dak veroorzaakten reparatiekosten van bijna DM 4.000. Hij wilde de katteneigenaren hiervoor aanklagen. De Arrondissementsrechtbank van Celle schakelde een deskundige in. Hij kwam tot de conclusie dat het voor een kat onmogelijk was om zulke krassen achter te laten. Het is helemaal niet aannemelijk dat de kat met gestrekte klauwen over het gladde lakwerk loopt. Als gevolg hiervan verliest ze de grip die ze heeft van de pads die aan het gladde oppervlak kleven. Zelfs als de kat zijn klauwen uitstrekt, kunnen er alleen kleine krasjes ontstaan door zandkorrels die tussen de kussentjes en het haar op de poten zitten. De diepe krassen zijn dus zeker niet van de kat. De Porsche-vriend moet dus op zoek naar een andere betaler.
Vrijspraak voor reddingsoperatie
Een kat van de dood redden heeft voor een dierenrechtenactivist geen juridische gevolgen. De rechtbank in Regensburg sprak de vrouw vrij van diefstal en huisvredebreuk. De voorzitter van een dierenbeschermingsvereniging had twee katten van een boerderij meegenomen nadat de boer de dieren ondanks ernstige ziektes niet naar de dokter had gebracht. Ondanks de daaropvolgende behandeling door de dierenarts, stierf een zes weken oud kitten en het oudere dier werd later in goede gezondheid teruggebracht naar de boerderij. Het OM vordert nog steeds een dwangsom nadat de boer aangifte had gedaan tegen de vrouw.
dpa-bericht, gepubliceerd in de Tauberzeitung (pers in het zuidwesten) 22-11-00
Gemeente mag buitenvoederen verbieden
Koblenz (ap).
Een gemeente kan particulieren verbieden katten te voeren op het eigen terrein. Dat blijkt uit een dinsdag gepubliceerd arrest van de Hogere Administratieve Rechtbank van Koblenz. Het buiten voeren van dieren kan gezondheidsrisico’s opleveren, oordeelden de rechters.
In het onderhavige geval had een vrouw uit Kandel in de Palts maximaal acht katten gehouden, die ze buiten haar eigendom voerde. Nadat de buren hadden geklaagd over een rattenplaag, kwam de buurtvereniging tussenbeide en verbood de vrouw uiteindelijk verder te eten. Tegen dit besluit is door betrokkene in beroep gegaan bij de rechtbank. Na de administratieve rechtbank in Neustadt an der Weinstraße heeft nu echter ook de hogere administratieve rechtbank het voedingsverbod bevestigd. De Koblenz-rechters verwezen naar een deskundig oordeel van de verantwoordelijke districtsdierenarts, die tot de conclusie was gekomen dat de voerbakken van de katten ook ratten hadden aangetrokken. Aangezien ratten ziektedragers zijn, was er een specifiek gevaar voor de gezondheid
en, legde de Hogere Administratieve Rechtbank uit. De overheid mocht dit tegengaan met een voederverbod.
(Bestandsnummer: OVG Koblenz 6 A 12 111/00) (Saarbrücker Zeitung van 13.06.01)
Rechtbank: arrest van de Hogere Regionale Rechtbank van Keulen van 23 november 1988 (13 U 199/88)
Voederverbod voor zwerfdieren
Mensen met een hart voor zwerfdieren en wildlingen voeren graag de wilde dieren. Dit is soms een doorn in het oog van onze lieve buren. En dat eindigt bij de rechtbank.
De Hogere Regionale Rechtbank van Keulen besliste: Het kan een eigenaar van een perceel worden verboden om katten te voeren in een woonwijk. In het besliste geval hadden zich tot 10 katten uit de nabije en verre omgeving verzameld bij het voerstation. En ze verzamelden zich ook op het terrein van de buren (= eiseres). Dit zat hem dwars en hij had gelijk met zijn klacht.
Rechtbank Schönau/Zwarte Woud, uitspraak van 11 april 2000 – Az.: C 71/99
Compensatie voor dakloze dieren
Een dierenwelzijnsorganisatie moet het bewijs leveren dat een overgedragen kat een gevonden dier is als zij vergoeding van de kosten van de gemeente voor de huisvesting wil krijgen (onofficiële leidraad).
Een burger had een kat ingeleverd bij de verantwoordelijke dierenbeschermingsvereniging die een paar dagen eerder naar haar toe was gelopen. Deze kat was gehuisvest in een kattenpension van de voorzitter van de Animal Welfare Association. Ongeveer een maand later werd de kat herplaatst. De gemeente in wiens district de kat werd aangehouden, moest 270 DM (30 dagen à DM 9 elk) betalen voor de periode van verblijf in het kattenpension. De gemeente betaalde vervolgens DM 120 zonder erkenning van een wettelijke verplichting. Met de klacht bij de rechtbank vordert de eiser nog eens DM 150.
De rechtbank heeft de vordering tot vergoeding van kosten tegen de gemeente afgewezen. Enerzijds was er geen bewaarnemingsovereenkomst tussen partijen over de acceptatie van de kat tegen de geclaimde vergoedingen. Er kan geen contract worden opgebouwd uit het feit dat de gemeente in een eerder geval al had betaald voor de huisvesting van een verdwaalde kat. Dat de verwerende gemeente zelf in de betreffende zaak niets heeft ondernomen, staat hieraan in de weg.
Aan de andere kant heeft de dierenbeschermingsvereniging geen recht op betaling van de resterende vergoeding volgens de principes van management zonder mandaat volgens § 683, 677 BGB. Weliswaar heeft eiseres gehandeld, hetgeen absoluut noodzakelijk is voor vorderingen uit het bestuur zonder mandaat, zonder legitimatie van verweerder. Hij kon echter niet bewijzen dat zijn activiteit in het belang van de verdachte was. Hiervoor zou bewijs nodig zijn geweest dat de kat een gevonden dier was. Volgens de staatswet is de gemeente de autoriteit voor gevonden voorwerpen en is daarom verplicht om verloren dieren op te slaan in overeenstemming met 967 van het Duitse Burgerlijk Wetboek. Hieruit volgt dat de bewaring van een gevonden kat in het belang is van de gemeenschap.
Omgekeerd volgt hieruit dat dit niet geldt voor eigenaarloze dieren. De opvang van zwerfdieren op kosten van de bevoegde gemeente staat duidelijk haaks op hun fiscale belangen.
Het bewijs dat het overnemen van de leiding aansluit bij het objectieve belang van de ondernemer is de verantwoordelijkheid van de directeur, en daarmee de Dierenbescherming. Dit betekent dat de eiser moet bewijzen dat de verdwaalde kat een gevonden dier was. Hiervoor moest hij het volledige bewijs leveren, zonder te profiteren van het bewijsgemak van het zogenaamde prima facie bewijs. Dit gewoonterecht erkend instituut laat alleen bewijs toe van causaal verband of verwijtbaar gedrag bij bewezen typerende gang van zaken. De vraag of een kat een gevonden dier of een dier zonder eigenaar is, vormt geen probleem van causaliteit of schuld.
Rechtbank: LG Bielefeld van 15 mei 1997, 22 S 13/97, NJW 1997, 3320
Behandelingskosten voor gewonde kat
Een foxterriër viel een kat zonder reden aan. Het 12-jarige dier raakte zwaargewond aan de poot. De kosten voor de noodzakelijke operatie en de veterinaire behandeling van de kat bedroegen ruim 7.000 DM, welke werden gedeclareerd bij de aansprakelijkheidsverzekering van de hondenbezitter. De verzekeringsmaatschappij vond de claim overdreven. Volgens de wet zijn de kosten van de behandeling van een gewond dier niet al onevenredig als ze de waarde ervan aanzienlijk overschrijden (§ 251 lid 2, zin 2 BGB). Dit laat echter onverlet de regeling volgens welke onevenredige herstelkosten niet verschuldigd zijn (§ 251 lid 1, zin 1 BGB). In het geval van een kat “zonder marktwaarde” stelde de regionale rechtbank in Bielefeld de bovengrens voor vergoedbare behandelingskosten op DM 3.000. De aansprakelijkheidsverzekering van de hondenbezitter hoefde niet meer uit te keren.
VG Mainz, 1 L 737/0